PROVERBIADE SPREUKENSPREUKENVAN SÁLOMOVAN SÁLOMO
HOOFDSTUK 9.
Hier wordt het genadewerk van onzen Heere Christus, Die Zijn volk door Zijn Woord en Geest tot Zijn (der opperste Wijsheid) zalige gemeenschap beroept en brengt, voorgesteld onder de gelijkenis van de toebereiding van een maaltijd en nodiging van gasten, vs. 1, enz. Met een tegenstelling van den aard en de conditie der spotters en der wijzen, 7. En integendeel, het verleidend en verderfelijk werk des satans, onder de gelijkenis van een zotte vrouw (vijandin der opperste Wijsheid), die ook haar gasten nodigt, maar tot hun eeuwig verderf, 13, enz.
DE 1opperste Wijsheid heeft Haar 2huis gebouwd, Zij heeft Haar 3zeven 4pilaren gehouwen.
5Zij heeft Haar 6slachtvee 7geslacht, Zij heeft Haar wijn 8gemengd, ook heeft Zij Haar tafel 9toegericht.
Zij heeft 10Haar dienstmaagden uitgezonden, Zij nodigt, op de a11tinnen van de hoogten der stad:
12Wie is slecht? Hij kere zich herwaarts. Tot 13den verstandeloze zegt Zij:
14Komt, eet van Mijn 15brood, en drinkt van den wijn dien Ik gemengd heb.
Verlaat de 16slechtigheden en 17leeft; en treedt in den 18weg des verstands.
Wie den 19spotter 20tuchtigt, 21behaalt zich schande; en die den goddeloze bestraft, zijn 22schandvlek.
bBestraf den spotter niet, opdat hij u niet hate; bestraf den 23wijze, en hij zal u liefhebben.
24Leer den wijze, zo zal hij nog wijzer worden; onderwijs den rechtvaardige, zo zal hij in 25leer toenemen.
cDe vreze des HEEREN is het beginsel der wijsheid, en 26de wetenschap der heiligen is verstand.
27Want door Mij zullen uw ddagen vermenigvuldigen, en jaren des levens 28zullen u toegedaan worden.
Indien gij wijs zijt, gij zijt wijs 29voor uzelven; en zijt gij een spotter, gij zult het 30alleen dragen.
Een 31zotte vrouw e32is woelachtig, 33de slechtigheid zelve, en 34weet niet met al;
En 35zij zit aan de deur van haar huis, op een stoel, op de hoge plaatsen der stad,
Om te roepen degenen die op den weg voorbijgaan, 36die hun paden recht maken, zeggende:
37Wie is slecht? Hij kere zich herwaarts. En tot den verstandeloze zegt zij:
fDe 38gestolen wateren zijn zoet, en het 39verborgen brood is lieflijk.
40Maar 41hij weet niet dat 42aldaar g43doden zijn; haar genoden zijn in de diepten 44der hel.