DE TWEEDE ZENDBRIEF VAN DEN APOSTEL PAULUSAAN DETHESSALONICENZEN

HOOFDSTUK 2.

1 De apostel verklaart dat de komst van Christus ten oordeel zo haast niet zal geschieden als enigen hen zochten wijs te maken. 3 Maar dat de afval en de antichrist eerst moeten komen, wiens merktekenen hij beschrijft. 5 Betuigt dat hij hun hetzelve voordezen gezegd had, gelijk ook wat hetgene was dat hem wederhield. 8 Verklaart dat hij daarna waarlijk zal komen, en dat hij zal blijven totdat de Heere hem zal tenietdoen. 9 Hij waarschuwt hen voor de kracht van deszelfs verleiding in degenen die verloren gaan. 11 En dat door een rechtvaardig oordeel Gods over de ondankbaarheid der mensen. 13 Maar verzekert de Thessalonicenzen van hun verkiezing tot zaligheid in geloof en heiligmaking. 15 Vermaant hen daarbij vast te blijven. 16 En bidt God dat Hij hen vertrooste en versterke.

De openbaring van den antichrist
1

EN wij bidden u, broeders, 1door de toekomst van onzen Heere Jezus Christus en 2onze toevergadering tot Hem,

2

aDat gij niet haastelijk 3bewogen wordt 4van verstand, of 5verschrikt, noch 6door geest, noch 7door woord, noch 8door zendbrief als van ons geschreven, alsof 9de dag van Christus aanstaande ware.

3

Dat u niemand 10verleide in enigerlei wijze; want 11die komt niet btenzij dat eerst 12de afval gekomen is, en dat 13geopenbaard is 14de mens der zonde, 15de zoon des verderfs,

4

Die zich 16tegenstelt en 17verheft boven al wat God genaamd of als God geëerd wordt, alzo dat hij 18in den tempel Gods 19als een God zal zitten, c20zichzelven vertonende dat hij God is.

5

Gedenkt gij niet dat ik nog bij u zijnde, u deze dingen gezegd heb?

6

En nu, wat 21hem 22wederhoudt, 23weet gij, opdat hij geopenbaard worde 24te zijner eigen tijd.

7

Want 25de verborgenheid der ongerechtigheid wordt alrede gewrocht; alleenlijk 26die hem nu wederhoudt, die zal hem wederhouden, totdat 27hij 28uit het midden zal weggedaan worden.

8

En 29alsdan zal 30de ongerechtige 31geopenbaard worden, ddenwelken de Heere 32verdoen zal 33door den Geest Zijns monds, en tenietmaken 34door de verschijning Zijner toekomst;

9

Hem, zeg ik, 35wiens toekomst is enaar de werking 36des satans, f37in alle kracht en tekenen en 38wonderen der leugen,

10

En in 39alle 40verleiding der onrechtvaardigheid gin degenen die verloren gaan, 41daarvoor dat zij 42de liefde der waarheid niet aangenomen hebben, om zalig te worden.

11

hEn daarom zal 43God hun zenden een kracht der dwaling, idat zij de 44leugen zouden geloven;

12

Opdat zij allen 45veroordeeld worden die 46de waarheid niet geloofd hebben, maar een welbehagen hebben gehad in de 47ongerechtigheid.

Opwekking tot standvastigheid
13

Maar wij zijn schuldig altijd God te danken over u, broeders, die van den Heere bemind zijt, dat u God 48van den beginne verkoren heeft tot zaligheid, 49in heiligmaking des Geestes en 50geloof der waarheid;

14

Waartoe Hij u geroepen heeft door ons Evangelie, 51tot verkrijging der heerlijkheid van onzen Heere Jezus Christus.

15

Zo dan, broeders, staat vast ken houdt 52de inzettingen die u geleerd zijn, hetzij 53door ons woord, hetzij door onzen zendbrief.

16

En onze Heere Jezus Christus Zelf, en onze God en Vader, Die ons heeft liefgehad, en gegeven heeft 54een eeuwige vertroosting en 55goede hoop 56in genade,

17

Vertrooste uw harten, en lversterke u in alle 57goed woord en werk.