HET *BOEK DERPSALMEN
PSALM 129.
De verdrukkingen Israëls of der gemeente Gods zijn menigerlei, maar God helpt hen uit die alle, en hun vijanden zullen vergaan.
EEN1 lied Hammaäloth.
2Zij hebben mij dikwijls benauwd 3van mijn jeugd af, zegge nu 4Israël;
Zij hebben mij dikwijls van mijn jeugd af benauwd; evenwel hebben zij mij niet overmocht.
5Ploegers 6hebben op mijn rug geploegd, zij hebben hun 7voren lang getogen.
De HEERE, Die rechtvaardig is, 8heeft de touwen der goddelozen afgehouwen.
9Laat hen beschaamd en achterwaarts gedreven worden, allen die 10Sion haten.
14Waarmede de maaier zijn 15hand niet vult, noch de garvenbinder zijn 16arm;
En die voorbijgaan, niet zeggen: De zegen des HEEREN zij 17bij u; 18wij zegenen ulieden in den Naam des HEEREN.