HET DERDE BOEK VANMOZES,GENAAMDLEVITICUS

HOOFDSTUK 27.

Wetten van het lossen der mensen die Gode beloofd waren, vs. 1, enz. Der beesten, 9. Der huizen, 14. Des velds of der akkers, 16. Wat dingen men niet mocht beloven, en beloofd zijnde mocht lossen of niet, 26. Van de lossing der tienden, zowel van de vruchten als van het vee, 30.

Het lossen bij geloften
1

VERDER sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:

2

Spreek tot de kinderen Israëls en zeg tot hen: Wanneer iemand een gelofte 1zal afgezonderd hebben, naar 2uw schatting zullen 3de zielen des 4HEEREN zijn.

3

Als uw schatting eens mans 5zal zijn van twintig jaren oud tot een die zestig jaren oud is, dan zal uw schatting zijn van vijftig 6sikkelen zilver, naar den sikkel des heiligdoms.

4

Maar is het een vrouw, dan zal uw schatting zijn dertig sikkelen.

5

En is het van een die vijf jaar oud is, tot een die twintig jaar oud is, zo zal uw schatting van een man twintig sikkelen zijn, en voor een vrouw tien sikkelen.

6

Maar is het van een die een maand oud is, tot een die vijf jaren oud is, zo zal uw schatting van een man zijn vijf sikkelen zilver, en uw schatting over een vrouw zal zijn drie sikkelen zilver.

7

En is het van een die zestig jaren oud is en daarboven, is het een man, zo zal uw schatting zijn vijftien sikkelen, en voor een vrouw tien sikkelen.

8

Maar zo hij armer is 7dan uw schatting, zo zal hij zich voor het aangezicht des priesters zetten, opdat de priester hem schatte; naar dat 8de hand desgenen die de gelofte gedaan heeft, zal kunnen bekomen, zal de priester hem schatten.

9

En indien het een beest is, waarvan men den HEERE offerande offert, al wat 9hij 10daarvan den HEERE zal gegeven hebben, zal 11heilig zijn.

10

Hij zal niet vermangelen, noch hetzelve verwisselen, een goed voor een kwaad of een kwaad voor een goed; indien hij nochtans een beest voor een beest 12enigszins verwisselt, zo zal 13dit en wat 14daarvoor verwisseld is, heilig zijn.

11

En indien het enig onrein beest is, van hetwelk men den HEERE geen offerande offert, zo zal hij dat beest voor het aangezicht des priesters zetten.

12

En de priester zal dat schatten 15naar dat het goed of kwaad is; naar uw schatting, priester, zo zal het zijn.

13

Maar indien hij het 16immers lossen zal, zo zal hij deszelfs vijfde deel boven uw schatting toedoen.

14

En wanneer iemand zijn huis zal 17geheiligd hebben, dat het den HEERE heilig zij, zo zal de priester dat schatten naar dat het goed of kwaad is; gelijk als de priester dat geschat zal hebben, zo zal het stand hebben.

15

En indien hij die het geheiligd heeft, zijn huis zal lossen, zo zal hij een vijfde deel van het geld uwer schatting daarboven toedoen, zo zal het zijne zijn.

16

Indien ook iemand van den akker zijner bezitting den HEERE wat geheiligd zal hebben, zo zal uw schatting zijn 18naar zijn zaad; een 19homer gerstezaad zal zijn op vijftig sikkelen zilver.

17

Indien hij zijn akker van het 20jubeljaar aan geheiligd zal hebben, zo zal het 21naar uw schatting stand hebben.

18

Maar zo hij zijn akker na het jubeljaar geheiligd zal hebben, dan zal hem de priester het geld rekenen 22naar de jaren die nog overig zijn tot het jubeljaar; en het zal van uw schatting 23afgetrokken worden.

19

En indien hij die den akker geheiligd heeft, denzelven 24ganselijk lossen zal, zo zal hij een vijfde deel van het geld uwer schatting daarboven toedoen, en dezelve zal hem gevestigd zijn.

20

En indien hij dien akker niet zal lossen, of indien hij dien akker aan een anderen man verkocht heeft, zo zal hij niet meer gelost worden.

21

Maar die akker, nadat hij in het jubeljaar zal 25uitgegaan zijn, zal den HEERE heilig zijn, als een 26verbannen akker; de bezitting daarvan zal des priesters zijn.

22

En indien hij den HEERE een akker heeft geheiligd 27dien hij gekocht heeft, en niet is van den akker zijner 28bezitting,

23

Zo zal de priester hem rekenen de som 29uwer schatting tot het jubeljaar; en 30hij zal op denzelven dag uw schatting geven, 31een heiligheid den HEERE.

24

In het jubeljaar zal die akker wederkomen tot dien van welken hij hem gekocht had, tot hem wiens de bezitting van dat land was.

25

Al 32uw schatting nu zal naar den sikkel des heiligdoms geschieden; ade sikkel zal zijn van twintig 33gera.

26

bMaar het 34eerstgeborene, dat den HEERE van een beest eerst geboren wordt, dat zal niemand heiligen; hetzij een os of kleinvee, het is des HEEREN.

27

Doch is het van een onrein beest, hij zal dat lossen naar uw schatting en zal zijn vijfde deel daarboven toedoen; en indien het niet gelost wordt, zo zal het verkocht worden naar uw schatting.

28

cEvenwel niets dat 35verbannen is, dat iemand den HEERE zal verbannen hebben, van al hetgeen dat hij heeft, van een mens of een beest of van den akker zijner bezitting, zal verkocht noch gelost worden; 36al wat verbannen is, zal den HEERE een 37heiligheid der heiligheden zijn.

c Joz. 6:18; 7:13, enz.
29

Al wat verbannen is, dat van de mensen zal verbannen zijn, zal niet gelost worden; 38het zal zekerlijk gedood worden.

30

Ook alle 39tienden des lands, van het zaad des lands, van de vrucht van het geboomte, zijn des HEEREN; zij zijn den HEERE heilig.

31

Maar zo iemand van zijn tienden 40immers iets lossen zal, hij zal zijn vijfde deel daarboven toedoen.

32

Aangaande al de tienden van runderen en kleinvee, alles 41wat onder de roede zal doorgaan, het tiende zal den HEERE heilig zijn.

33

Hij zal 42tussen het goede en het kwade niet onderzoeken, hij zal het ook niet verwisselen; maar indien hij 43het immers verwisselen zal, zo zal dit en wat daarvoor verwisseld is, heilig zijn; het zal niet gelost worden.

34

Dit zijn de geboden die de HEERE Mozes geboden heeft aan de kinderen Israëls, 44op den berg Sinaï.