HET *BOEK DERPSALMEN

PSALM 7.

David bidt om verlossing van zijn wrede vijanden; betuigt heiliglijk zijn onschuld, en begeert recht van God, profeterende dat God het ook doen zal, tot bescherming der vromen, ondergang en verderf zijner onboetvaardige vervolgers en lof Zijns heiligen Naams.

Gebed om recht
1

DAVIDS 1Schiggajôn, dat hij den HEERE gezongen heeft, over de woorden van 2Cusch, den zoon van 3Jemini.

2

HEERE mijn God, op U betrouw ik; verlos mij van al mijn vervolgers en red mij;

3

Opdat 4hij mijn 5ziel niet rove als een leeuw, 6verscheurende, terwijl er geen verlosser is.

4

HEERE mijn God, indien ik 7dat gedaan heb, indien er onrecht in mijn 8handen is,

5

Indien ik kwaad vergolden heb 9dien die vrede met mij had (ja, ik heb 10gered dien die mij 11zonder oorzaak benauwde),

6

Zo vervolge de vijand mijn 12ziel en achterhale ze, en 13vertrede mijn leven ter aarde, en doe mijn 14eer in het stof wonen. 15Sela.

7

16Sta op, HEERE, in Uw toorn, verhef U om de verbolgenheden mijner benauwers, en ontwaak 17tot mij; Gij hebt het gericht 18bevolen.

8

Zo zal de vergadering der volken U omsingelen; 19keer dan 20boven haar weder in de hoogte.

9

De HEERE zal den volken recht doen; richt mij, HEERE, naar mijn 21gerechtigheid, en naar mijn oprechtheid, die bij mij is.

10

Laat toch de boosheid der goddelozen een einde nemen, maar bevestig den rechtvaardige, Gij, Die aharten en nieren 22beproeft, o rechtvaardige God.

11

Mijn 23schild is bij God, Die de 24oprechten van hart behoudt.

12

God is een rechtvaardige Rechter, en een God Die 25allen dag 26toornt.

13

Indien 27hij zich niet bekeert, zo zal 28Hij Zijn zwaard wetten; Hij heeft Zijn boog 29gespannen en dien bereid,

14

En heeft 30dodelijke wapenen 31voor Zich gereedgemaakt; Hij zal Zijn pijlen tegen de 32hittige vervolgers tewerkstellen.

15

Zie, b33hij is in arbeid van ongerechtigheid en is zwanger van moeite, hij zal 34leugen baren.

16

cHij heeft een kuil gedolven en dien uitgegraven, maar hij is gevallen in de 35groeve die hij gemaakt heeft.

17

Zijn moeite zal op zijn 36hoofd wederkeren, en 37zijn geweld op zijn schedel 38nederdalen.

18

Ik zal den HEERE loven naar Zijn 39gerechtigheid, en den Naam des HEEREN, des Allerhoogsten, psalmzingen.