DE ZENDBRIEF VAN DEN APOSTEL PAULUSAAN DEKOLOSSENZEN

HOOFDSTUK 2.

1 De apostel betuigt hoe zorgvuldig hij is voor de Kolossenzen en anderen waar hij zelf nooit had gepredikt, opdat zij meer en meer zouden gesterkt worden in de rechte kennis van God, en van Christus, in Welken alle schatten der wijsheid verborgen zijn. 4 Vermaant hen dat zij door geen schijnredenen van deze aangenomen leer zich zouden laten afleiden. 8 Waarschuwt hen dat zij deze leer met geen filosofie, noch andere inzettingen der wet zouden vermengen. 9 Dewijl al de Godheid in Christus lichamelijk woont, en wij in Hem volmaakt zijn. 11 En dewijl wij ook in Christus geestelijk zijn besneden. 12 En de doop een zegel daarvan is. 13 Aangezien ook Christus de wet der ceremoniën, als een handschrift, aan het kruis heeft tenietgedaan, en zelfs over den satan daaraan heeft getriomfeerd. 16 Handelt verder tegen het onderscheid der spijzen en der tijden. 18 Tegen den dienst der engelen. 20 En tegen al de inzettingen der mensen en eigenwillige godsdiensten.

Zorg over de Kolossenzen
1

WANT1 ik wil dat gij weet hoe groten 2strijd ik voor u heb, en voor degenen die 3te Laodicéa zijn, en zovelen als er 4mijn aangezicht in het vlees niet hebben gezien,

2

5Opdat hun harten 6vertroost mogen worden, 7en zij samengevoegd zijn in de liefde, en dat tot allen rijkdom 8der volle verzekerdheid des verstands, a9tot kennis der verborgenheid van God en den Vader, en van Christus,

3

b10In Denwelken al de schatten 11der wijsheid en der kennis 12verborgen zijn.

4

En dit zeg ik, copdat niet iemand u 13misleide met 14beweegredenen die een schijn hebben.

5

Want dhoewel ik 15met het vlees ván u ben, nochtans ben ik met den geest bij u, mij verblijdende en 16ziende 17uw eordening en de vastigheid 18van uw geloof in Christus.

De algenoegzaamheid van Christus
6

Gelijk gij dan Christus Jezus, den Heere, hebt 19aangenomen, wandelt alzo 20in Hem,

7

fGeworteld en opgebouwd in Hem, en bevestigd in het geloof, 21gelijkerwijs gij geleerd zijt, govervloedig zijnde in hetzelve 22met dankzegging.

8

h23Ziet toe dat niemand u 24als een roof vervoere door 25de filosofie en ijdele verleiding, naar de 26overlevering der mensen, naar 27de eerste beginselen der wereld, en 28niet naar Christus.

9

iWant 29in Hem 30woont al 31de volheid der Godheid 32lichamelijk;

10

kEn gij zijt 33in Hem 34volmaakt, Die het Hoofd is van 35alle overheid en macht;

11

l36In Welken gij ook 37besneden zijt met een besnijdenis die 38zonder handen geschiedt, in de uittrekking van 39het lichaam der zonden 40des vleses, 41door de besnijdenis van Christus;

12

mZijnde met Hem 42begraven in den doop, 43in welken gij ook met Hem opgewekt zijt n44door het geloof 45der werking Gods, Die Hem uit de doden opgewekt heeft.

13

oEn Hij heeft 46u, als gij 47dood waart in de misdaden en 48in de voorhuid uws vleses, 49mede levend gemaakt met Hem, al uw misdaden u 50vergevende;

o Ef. 2:1.
14

51Uitgewist hebbende 52het handschrift dat tegen ons was, 53in inzettingen bestaande, hetwelk, zeg ik, 54enigerwijze ons tegen was, en heeft datzelve uit het midden weggenomen, hetzelve aan het kruis genageld hebbende;

15

pEn 55de overheden en de machten 56uitgetogen hebbende, heeft Hij die 57in het openbaar 58tentoongesteld, en heeft 59door hetzelve over hen 60getriomfeerd.

De eigenwillige godsdienst
16

q61Dat u dan niemand 62oordele 63in spijze of 64in drank, 65of in het stuk r66des feestdags of der nieuwe maan of der sabbatten,

r Lev. 23:2, enz.
17

Welke zijn seen schaduw der toekomende dingen, maar 67het lichaam is van Christus.

18

tDat dan niemand 68u overheerse 69naar zijn wil in nederigheid en 70dienst der engelen, 71intredende in hetgeen hij niet gezien heeft, tevergeefs 72opgeblazen zijnde door het 73verstand zijns vleses;

19

En 74het Hoofd niet behoudende, uit Hetwelk 75het gehele lichaam, door 76de samenvoegselen en samenbindingen voorzien en samengevoegd zijnde, 77opwast met Goddelijken wasdom.

20

78Indien gij dan met Christus 79vde eerste beginselen der wereld zijt afgestorven, wat wordt gij, gelijk of gij 80in de wereld leefdet, 81met inzettingen belast,

21

Namelijk 82raak niet, en smaak niet, en roer niet aan?

22

Welke dingen alle 83verderven door het gebruik, xingevoerd naar 84de geboden en leringen der mensen;

23

yDewelke wel hebben een schijnrede 85van wijsheid 86in eigenwilligen godsdienst en nederigheid, en in het lichaam niet te sparen, doch 87zijn niet in enige waarde, maar z88tot verzadiging des vleses.