HET VIJFDE BOEK VANMOZES,GENAAMDDEUTERONOMIUM

HOOFDSTUK 25.

Hoedanig de vonnissen der rechters moeten zijn tussen partijen, vs. 1, enz. Hoever zij moeten doen slaan dengene die slagen verdiend heeft, 2. Een dorsende os, 4. Van den plicht van den naaste broeder of bloedvriend aan de weduwe van den verstorven broeder die geen mannelijke erven heeft nagelaten, 5. Straf ener onbeschaamde vrouw, 11. Recht gewicht en maat, 13. Gebod van de uitroeiing der Amalekieten, 17.

Lijfstraffen
1

WANNEER er tussen lieden twist zal zijn, 1en zij tot het gericht zullen toetreden, dat 2zij hen richten, zo zullen 3zij den 4rechtvaardige rechtvaardig spreken en den onrechtvaardige verdoemen.

2

En het zal geschieden, indien de onrechtvaardige 5slagen verdiend heeft, dat de rechter hem zal doen nedervallen en hem doen slaan 6in zijn tegenwoordigheid, 7naar dat het voor zijn onrechtvaardigheid genoeg zal zijn 8in getal.

3

Met aveertig slagen zal hij hem 9doen slaan, 10hij zal er niet toedoen; opdat niet misschien, zo hij voortvoer hem daarboven met meer slagen te doen slaan, 11uw broeder dan voor uw ogen 12verachtelijk gehouden worde.

4

13Een os zult gij bniet muilbanden, als hij 14dorst.

Het zwagerhuwelijk
5

Wanneer broeders tezamen wonen, en 15één van hen sterft en geen zoon heeft, zo zal de vrouw des verstorvenen 16aan geen vreemden man daarbuiten geworden; chaars mans broeder zal tot haar ingaan en 17nemen haar zich ter vrouw, en doen haar den plicht van eens mans broeder.

6

En het zal geschieden dat de eerstgeborene dien zij zal baren, 18zal staan in den naam zijns broeders, des verstorvenen; 19opdat zijn naam niet uitgedelgd worde uit Israël.

7

Maar indien dezen man zijns broeders vrouw niet bevallen zal te nemen, zo zal zijns broeders vrouw opgaan naar de 20poort tot de oudsten en zeggen: dMijns mans broeder weigert zijn broeder een naam te verwekken in Israël, hij wil mij den plicht van eens mans broeder niet doen.

8

Dan zullen hem de oudsten zijner stad roepen en tot hem spreken; 21blijft hij dan daarbij staan en zegt: Het bevalt mij niet haar te nemen;

9

Zo zal zijns broeders vrouw voor de ogen der oudsten tot hem toetreden en zijn 22schoen van zijn voet uittrekken en 23spuwen in zijn aangezicht, en zal betuigen en zeggen: Alzo zal dien man gedaan worden, die zijns broeders 24huis niet zal bouwen.

10

En 25zijn naam zal in Israël genoemd worden: Het huis desgenen dien de schoen uitgetogen is.

Tegen onbeschaamdheid
11

Wanneer mannen 26de een met den ander 27twisten, en de vrouw des enen toetreedt om haar man uit de hand desgenen die hem slaat, te redden, en haar hand uitstrekt en 28zijn schamelheid aangrijpt,

12

Zo zult gij haar hand afhouwen; 29uw oog zal niet verschonen.

Juiste maten en gewichten
13

Gij zult geen 30tweeërlei weegstenen in uw zak hebben, een groten en een kleinen.

14

Gij zult in uw huis geen tweeërlei 31efa hebben, een grote en een kleine.

15

Gij zult een volkomen en 32gerechten weegsteen hebben; gij zult een volkomen en gerechte efa hebben; opdat uw dagen verlengd worden in het land dat u de HEERE uw God geven zal.

16

Want al wie zulks doet, 33is den HEERE uw God eeen gruwel; ja, al wie onrecht doet.

Gebod tot uitroeiing van Amalek
17

Gedenk wat u f34Amalek gedaan heeft, op den weg, als gij uit Egypte uittoogt;

18

Hoe hij u op den weg ontmoette en sloeg onder u in den staart al de zwakken achter u, als gij moede en mat waart; en hij vreesde God niet.

19

Het zal dan geschieden, als u de HEERE uw God rust zal gegeven hebben van al uw vijanden rondom, in het land dat u de HEERE uw God ten erve geven zal om hetzelve erfelijk te bezitten, dat gij de gedachtenis van Amalek van onder den hemel zult uitdelgen; vergeet het niet.