HET VIERDE BOEK VANMOZES,GENAAMDNUMERI

HOOFDSTUK 28.

Wetten van offeranden die op zekere gezette tijden geofferd moesten worden, vs. 1, enz. Als van het dagelijks brandoffer, des morgens, 3. Met zijn spijsoffer en zijn drankoffer, 7. En des avonds, 8. Van des sabbats offer, 9. Van het brandoffer der nieuwe maanden, 11. Met zijn spijsoffer, drankoffers en zondoffer, 12. Van des paasfeestes tijd, 16. Offeranden, 19. En duur, 24. Van het pinksterfeest en zijn offeranden, 26.

Het dagelijks offer
1

VERDER sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:

2

Gebied den kinderen Israëls en zeg tot hen: Mijn offerande, Mijn 1spijze voor Mijn 2vuuroffers, 3Mijn lieflijken reuk, zult gij waarnemen om Mij te offeren op zijn gezetten tijd.

3

En gij zult tot hen zeggen: Dit is het vuuroffer hetwelk gij den HEERE offeren zult: atwee volkomen 4eenjarige lammeren des daags, tot een 5gedurig 6brandoffer.

4

Het ene lam zult gij bereiden des morgens, en het andere lam zult gij bereiden 7tussen de twee avonden;

5

bEn een 8tiende deel ener efa meelbloem ten c9spijsoffer, gemengd met het vierendeel van een d10hin van gestoten olie.

6

Het is het gedurig brandoffer, hetwelk op den berg Sinaï 11ingesteld was tot een lieflijken reuk, een vuuroffer den HEERE.

7

En zijn 12drankoffer zal zijn het vierendeel van een hin voor het ene lam; in het 13heiligdom zult gij het drankoffer des 14sterken dranks den HEERE 15offeren.

8

En het andere lam zult gij bereiden tussen de twee avonden; gelijk het spijsoffer des morgens en gelijk zijn drankoffer zult gij het bereiden, ten vuuroffer des lieflijken reuks den HEERE.

Het sabbats- en het maandoffer
9

Maar op den sabbatdag twee volkomen eenjarige lammeren, en twee tienden meelbloem ten spijsoffer, met olie gemengd, mitsgaders zijn drankoffer.

10

Het is het brandoffer des sabbats op 16elken sabbat, boven het gedurig brandoffer en zijn drankoffer.

11

En in de 17beginselen uwer maanden zult gij een brandoffer den HEERE offeren: twee 18jonge varren en één ram, zeven volkomen eenjarige lammeren;

12

En drie tienden meelbloem ten spijsoffer, met olie gemengd, tot den enen var; en twee tienden meelbloem ten spijsoffer, met olie gemengd, tot den enen ram;

13

En 19telkens een tiende deel meelbloem ten spijsoffer, met olie gemengd, tot het 20ene lam; het is een brandoffer tot een lieflijken reuk, een vuuroffer den HEERE.

14

En hun drankoffers zullen zijn de helft van een hin tot een var, en een derde deel van een hin tot een ram, en een vierendeel van een hin van wijn tot een lam. Dat is het brandoffer der nieuwe maan in 21elke maand, 22naar de maanden des jaars.

15

Daartoe zal één geitenbok ten 23zondoffer den HEERE, boven het gedurig brandoffer, bereid worden, met zijn drankoffer.

De paas- en de pinksteroffers
16

eEn in de eerste maand, op den veertienden dag der maand, is het 24pascha 25den HEERE.

17

En op den vijftienden dag derzelver maand is het feest; zeven dagen zullen ongezuurde broden gegeten worden.

18

Op den feersten dag zal 26een heilige samenroeping zijn; geen dienstwerk zult gijlieden doen;

19

Maar gij zult een vuuroffer ten brandoffer den HEERE offeren: 27twee jonge varren en één ram; daartoe zeven eenjarige lammeren, volkomen zullen zij u zijn.

20

En hun spijsoffer zal zijn meelbloem, met olie gemengd; drie tienden tot een var en twee tienden tot een ram zult gij bereiden.

21

Telkens zult gij een tiende deel bereiden tot één lam, tot die zeven lammeren toe.

22

Daarna één bok ten zondoffer, om over ulieden verzoening te doen.

23

Behalve het morgenbrandoffer, hetwelk tot een gedurig brandoffer is, zult gij deze dingen bereiden.

24

Achtervolgens deze dingen zult gij des daags, zeven dagen lang, de spijze des vuuroffers bereiden tot een lieflijken reuk den HEERE; boven dat gedurig brandoffer zal het bereid worden, met zijn drankoffer.

25

En op den zevenden dag zult gij een heilige samenroeping hebben; geen dienstwerk zult gij doen.

26

Insgelijks op den dag der eerstelingen, als gij een 28nieuw spijsoffer den HEERE zult offeren 29na uw weken, zult gij een heilige samenroeping hebben; geen dienstwerk zult gij doen.

27

Dan zult gij den HEERE 30een brandoffer ten lieflijken reuk offeren: twee jonge varren, één ram, zeven eenjarige lammeren;

28

En hun spijsoffer van meelbloem, met olie gemengd: drie tienden tot één var, twee tienden tot één ram;

29

Telkens een tiende tot één lam, tot die zeven lammeren toe;

30

Eén geitenbok, om voor u verzoening te doen.

31

Behalve het gedurig brandoffer en zijn spijsoffer zult gij ze bereiden; zij zullen u volkomen zijn, met hun drankoffers.