HET *BOEK DERPSALMEN

PSALM 102.

De gemeente klaagt zeer vanwege haar zware ellende, biddende om verlossing uit dezelve, en zich verkwikkende in Gods altijddurende barmhartigheid en in de eeuwige, oneindige macht des Heeren, Dien zij daarvoor belooft te zullen prijzen en danken. En onder de verlossing van de gevangenis van Babel en herbouwing van den tempel en de stad wordt mede verstaan de verlossing door Christus en beroeping der heidenen tot Zijn gemeenschap.

Vijfde boetpsalm
1

EEN gebed 1des verdrukten, als hij 2overstelpt is, en zijn klacht 3uitstort voor het aangezicht des HEEREN.

2

O HEERE, hoor mijn gebed, en laat mijn geroep tot U komen.

3

4Verberg Uw aangezicht niet voor mij, neig Uw oor tot mij ten dage mijner benauwdheid; ten dage als ik roep, 5verhoor mij haastelijk.

4

Want 6mijn dagen zijn vergaan a7als rook, en mijn gebeenten zijn uitgebrand 8als een haard.

5

Mijn hart is geslagen en verdord 9als gras, 10zodat ik vergeten heb mijn brood te eten.

6

Mijn gebeente kleeft 11aan mijn vlees, 12vanwege de stem mijns zuchtens.

7

Ik 13ben een roerdomp der woestijn gelijk geworden, ik ben geworden als een steenuil der wildernissen.

8

14Ik waak, en ben geworden 15als een eenzame mus op het dak.

9

16Mijn vijanden smaden mij al den dag; die tegen mij 17razen, 18zweren bij mij.

10

Want 19ik eet as als brood, en vermeng 20mijn drank met tranen,

11

21Vanwege Uw verstoordheid en Uw groten toorn; want Gij hebt mij verheven en mij weder nedergeworpen.

12

22Mijn dagen zijn 23als een afgaande schaduw, en ik verdor 24als gras.

13

Maar Gij, HEERE, blijft in eeuwigheid, en 25Uw gedachtenis van geslacht tot geslacht.

14

Gij zult opstaan, Gij zult U ontfermen 26over Sion, want de tijd om haar genadig te zijn, want de 27bestemde tijd is gekomen.

15

Want 28Uw knechten 29hebben een welgevallen aan haar stenen, en 30hebben medelijden met haar 31gruis.

16

Dan zullen 32de heidenen den Naam des HEEREN vrezen, en alle koningen der aarde Uw heerlijkheid,

17

Als de HEERE Sion zal opgebouwd hebben, in Zijn heerlijkheid zal verschenen zijn,

18

Zich gewend zal hebben tot het gebed 33desgenen die gans ontbloot is, en niet versmaad hebben hunlieder gebed.

19

34Dat zal beschreven worden voor het navolgende geslacht; en het volk 35dat geschapen zal worden, zal den HEERE loven;

20

Omdat Hij 36uit de hoogte Zijns heiligdoms zal hebben nederwaarts gezien, dat de HEERE uit den hemel 37op de aarde geschouwd zal hebben,

21

Om het zuchten 38der gevangenen te horen, om los te maken 39de kinderen des doods;

22

Opdat men den Naam des HEEREN vertelle te Sion, en Zijn lof te Jeruzalem,

23

40Wanneer de volken tezamen zullen vergaderd worden, ook de koninkrijken, om den HEERE te dienen.

24

41Hij heeft mijn kracht 42op den weg ternedergedrukt, 43mijn dagen heeft Hij verkort.

25

44Ik zeide: Mijn God, 45neem mij niet weg in het midden mijner dagen; 46Uw jaren zijn 47van geslacht tot geslacht.

26

48Gij hebt 49voormaals de aarde gegrond, en de hemelen zijn het werk Uwer handen.

27

50Die zullen vergaan, maar Gij zult staande blijven, en 51zij alle zullen als een kleed verouden, bGij zult ze veranderen als een gewaad, en zij zullen veranderd zijn.

28

Maar 52Gij zijt Dezelfde, en Uw jaren zullen niet geëindigd worden.

29

53De kinderen Uwer knechten zullen 54wonen, en hun zaad zal voor Uw aangezicht bevestigd worden.