HET EERSTE BOEK VANMOZES,GENAAMDGENESIS

HOOFDSTUK 11.

Alle mensen hadden tot dezen tijd toe enerlei spraak, vs. 1. De kinderen der mensen bestaan een stad met een zeer hogen toren uit enkel trotsheid te bouwen, 3. God belet hun werk door verdeling der spraken, en verstrooit hen van elkander door de wereld, 6. Babel bekomt daarvan den naam, 9. Sems nakomelingen tot op Abram, 10. Die met zijn vader, Sarai, en Lot trekt uit Ur der Chaldeeën naar Haran, 29.

De torenbouw van Babel
1

EN 1de ganse aarde was 2van enerlei 3spraak en enerlei woorden.

2

Maar het geschiedde als 4zij tegen het 5oosten togen, dat zij een laagte vonden 6in het land aSínear; en zij woonden aldaar.

3

En zij zeiden eenieder tot zijn naaste: Komaan, laat ons 7tichels strijken en 8weldoorbranden. En de tichel was hun voor steen en 9de lijm was hun voor leem.

4

En zij zeiden: Komaan, laat ons voor ons een stad bouwen en een toren, welks 10opperste 11in den hemel zij, en laat ons een naam voor ons maken; opdat wij niet misschien over 12de ganse aarde verstrooid worden.

5

Toen 13kwam de HEERE neder om te bezien de stad en den toren, die de 14kinderen der mensen bouwden.

6

En de HEERE zeide: Zie, zij zijn enerlei volk en hebben allen enerlei spraak, en dit is het dat zij beginnen te maken; maar 15nu, 16zou hun niet afgesneden worden al wat zij bedacht hebben te maken?

7

Komaan, 17laat Ons nedervaren en laat Ons hun spraak aldaar verwarren, opdat een iegelijk de spraak zijns naasten niet 18hore.

8

19bAlzo verstrooide hen de HEERE vandaar over de ganse aarde; en zij hielden op de stad te bouwen.

9

Daarom 20noemde men haar naam 21Babel; want aldaar verwarde de HEERE de spraak der ganse aarde, en vandaar verstrooide hen de HEERE over de ganse aarde.

Van Sem tot Abram
10

cDit zijn de geboorten van Sem: Sem 22was honderd jaar oud en gewon Arfachsad, twee jaar na den vloed.

c Gen. 10:22, enz. 1 Kron. 1:17, enz.
11

En Sem leefde, nadat hij Arfachsad gewonnen had, vijfhonderd jaar; en hij gewon zonen en dochters.

12

En Arfachsad 23leefde vijf en dertig jaar, en hij gewon 24Selah.

13

En Arfachsad leefde, nadat hij Selah gewonnen had, vierhonderd en drie jaar; en hij gewon zonen en dochters.

14

En Selah leefde dertig jaar, en hij gewon Heber.

15

En Selah leefde, nadat hij Heber gewonnen had, vierhonderd en drie jaar; en hij gewon zonen en dochters.

16

En Heber leefde vier en dertig jaar, en gewon Peleg.

17

En Heber leefde, nadat hij Peleg gewonnen had, vierhonderd en dertig jaar; en hij gewon zonen en dochters.

18

En dPeleg leefde dertig jaar, en hij gewon Rehu.

19

En Peleg leefde, nadat hij Rehu gewonnen had, tweehonderd en negen jaar; en hij gewon zonen en dochters.

20

En Rehu leefde twee en dertig jaar, en hij gewon Serug.

21

En Rehu leefde, nadat hij Serug gewonnen had, tweehonderd en zeven jaar; en hij gewon zonen en dochters.

22

En Serug leefde dertig jaar, en gewon 25Nahor.

23

En Serug leefde, nadat hij Nahor gewonnen had, tweehonderd jaar; en hij gewon zonen en dochters.

24

En Nahor leefde negen en twintig jaar, en gewon 26Terah.

25

En Nahor leefde, nadat hij Terah gewonnen had, honderd en negentien jaar; en hij gewon zonen en dochters.

26

En Terah leefde zeventig jaar, en 27gewon 28Abram, Nahor en Haran.

27

eEn dit zijn de geboorten van Terah: Terah gewon Abram, Nahor en Haran; en Haran gewon Lot.

28

En Haran stierf 29voor het aangezicht zijns vaders Terah, in het land zijner geboorte, in 30Ur der Chaldeeën.

29

En Abram en Nahor namen zich vrouwen; de naam van Abrams huisvrouw was Sarai, en de naam van Nahors huisvrouw was fMilka, 31een dochter van Haran, vader van Milka en vader van Jiska.

30

En gSarai was onvruchtbaar; zij had geen kind.

31

hEn 32Terah nam Abram, zijn zoon, en Lot, Harans zoon, zijns zoons zoon, en Sarai, zijn schoondochter, de huisvrouw van zijn zoon Abram; en 33zij togen 34met henlieden uit Ur der Chaldeeën, om te gaan naar het land Kanaän; en zij kwamen tot 35Haran en woonden aldaar.

32

En de dagen van Terah waren tweehonderd en vijf jaar; en Terah stierf te Haran.