HET *BOEK DERPSALMEN

PSALM 48.

De profeet beschrijft de heerlijkheid en gelukzaligheid der kerk, onder de figuur van de stad Jeruzalem, welke van God wonderbaarlijk tegen zeer machtige vijanden beschermd was, volgens Zijn belofte en vorige wonderen, waardoor God geroemd en de kerk getroost wordt, met een vermaning aan alle gelovigen dat zij de schoonheid en vastigheid der kerk tot eeuwige gedachtenis naarstiglijk willen aanmerken.

Sions heerlijkheid
1

EEN 1lied, een psalm, voor de 2kinderen van Korach.

2

De HEERE is groot en zeer 3te prijzen, in de 4stad onzes Gods, op den berg Zijner heiligheid.

3

Schoon van 5gelegenheid, een vreugde der 6ganse aarde is de berg Sion, aan de zijden van het 7noorden; ade stad des groten 8Konings.

4

God is in haar 9paleizen; Hij is er bekend voor een hoog Vertrek.

5

Want zie, de 10koningen waren vergaderd, zij waren tezamen doorgetogen.

6

11Gelijk zij het zagen, alzo waren zij verwonderd; zij werden verschrikt, zij haastten weg.

7

Beving greep hen aldaar aan, smart als van een barende vrouw.

8

12Met een oostenwind verbreekt Gij de schepen van 13Tarsis.

9

Gelijk wij gehoord hadden, alzo hebben wij gezien in de stad des HEEREN der 14heirscharen, in de stad onzes Gods; God zal haar bevestigen tot in 15eeuwigheid. 16Sela.

10

O God, wij 17gedenken Uwer weldadigheid, in het midden Uws 18tempels.

11

Gelijk Uw 19Naam is, o God, alzo is Uw roem tot aan de einden der aarde; 20Uw rechterhand is vol van gerechtigheid.

12

Laat den 21berg Sion blijde zijn, laat de 22dochteren van Juda zich verheugen, om Uwer 23oordelen wil.

13

Gaat rondom Sion en omringt haar; 24telt haar torens;

14

25Zet uw hart op haar vesting, 26beschouwt onderscheidenlijk haar paleizen, opdat gij het aan het 27navolgende geslacht vertelt;

15

Want deze God 28is onze God, eeuwiglijk en altoos; Hij zal ons 29geleiden 30tot den dood toe.