DE PROFEETJESAJA

HOOFDSTUK 12.

Een dankzegging, die de Christenen doen zouden voor de verlossing hun in Christus bewezen, zich over dezelve hartelijk verblijdende.

Danklied
1

EN 1te dienzelven dage zult 2gij zeggen: Ik dank U, HEERE, 3dat Gij toornig op mij geweest zijt, maar Uw toorn is afgekeerd, en Gij troost mij.

2

Zie, God is 4mijn Heil, ik zal vertrouwen en niet vrezen; want de HEERE HEERE 5is mijn Sterkte en 6Psalm, en Hij is mij tot Heil geworden.

3

En gijlieden 7zult awater scheppen met vreugde 8uit de fonteinen des heils,

4

En 9zult te dienzelven dage zeggen: 10Dankt den HEERE, 11roept Zijn Naam aan, maakt Zijn daden bekend onder de volken; 12bvermeldt dat Zijn Naam verhoogd is.

b Joh. 17:1, 4, 6, 26.
5

13Psalmzingt 14den HEERE, want Hij heeft 15heerlijke dingen gedaan; zulks zij bekend op den gansen aardbodem.

6

Juich en zing vrolijk, 16gij inwoneres van Sion, 17want 18de Heilige Israëls 19is groot in het midden van u.