DE PROFEETJESAJA

HOOFDSTUK 15.

Voorzegging van de gruwelijke verwoesting en ellenden die het land der Moabieten zouden aangedaan worden van de Assyriërs, door Gods rechtvaardig oordeel, hetwelk de profeet in het gemeen en in het bijzonder, met vele omstandigheden beschrijft.

Profetie tegen Moab
1

DEa1 last van Moab.
Zekerlijk, in den nacht 2is 3Ar-Moabs 4verwoest, zij is uitgeroeid; zekerlijk, 5in den nacht is 6Kir-Moabs verwoest, zij is uitgeroeid.

2

7Hij 8gaat op naar 9Baïth en 10Dibon en naar 11Bamoth om te wenen; over 12Nebo en over 13Médeba zal Moab 14huilen; 15op bal haar hoofden is kaalheid, aller baard is afgesneden.

3

Op haar wijken hebben zij 16zakken aangegord; 17op haar daken en op haar straten huilen zij altemaal, 18afgaande met geween.

4

19Zo 20Hesbon als Eleále 21schreeuwt, hun stem wordt gehoord tot 22Jahaz toe; daarom 23maken 24de toegerusten van Moab een geschrei, 25eens iegelijks ziel 26in hem is kwalijk gesteld.

5

27Mijn hart schreeuwt over Moab, haar 28grendels zijn naar 29Zoar toe, de 30driejarige vaars; want hij gaat op 31met geween naar den opgang van Luhith, want op den weg naar Horonáïm verwekken zij 32een jammergeschrei.

6

Want 33de wateren van 34Nimrim zullen enkel verwoesting wezen, want het gras is verdord, het tedere gras is vergaan, er is geen groente.

7

Daarom zullen 35zij den overvloed dien zij 36vergaderd hebben, 37en hetgeen dat zij weggelegd hebben, 38aan de beek der wilgen voeren.

8

Want 39dat geschreeuw 40zal omgaan door de landpale van Moab, haar gehuil 41tot Eglaïm toe, ja, 42tot Beër-Elim toe zal haar gehuil zijn.

9

43Want de wateren van Dimon 44zijn vol bloed, want 45Ik zal Dimon nog meer toeschikken: te weten 46leeuwen 47over de ontkomenen van Moab, mitsgaders over het overblijfsel 48des lands.