HET HEILIG *EVANGELIE, naar de beschrijving van^MATTHÉÜS

HOOFDSTUK 24.

1 Christus voorzegt de verwoesting van den tempel en van de stad Jeruzalem, verhalende de zwarigheden en tekenen die voor en omtrent dezelve zouden geschieden. 15 Wijst Daniëls profetie aan van dezelve verwoesting, en vermaant om zich te bereiden tot een haastige vlucht, om dezen groten jammer te ontgaan. 23 Waarschuwt tegen de verleiding der valse christussen en der valse profeten. 29 Profeteert verder van het einde der wereld en van Zijn laatste toekomst ten oordeel, welker heerlijkheid en zekerheid Hij beschrijft, aanwijzende de tekenen die omtrent dezelve zouden geschieden. 36 Doch dat deszelfs dag en ure niemand dan God alleen bekend is. 37 Vergelijkt de tijden dezer toekomst bij de tijden van Noach voor den zondvloed. 42 Daarop vermaant Hij tot waken, door gelijkenissen, zo van een huisvader, wakende tegen de komst van den dief, 45 Als van een getrouwen en van een bozen dienstknecht.

De tekenen van het einde der wereld
1

EN aJezus ging uit en vertrok van den tempel; en Zijn discipelen kwamen bij Hem om Hem 1de gebouwen des tempels te 2tonen.

2

En Jezus zeide tot hen: Ziet gij niet al deze dingen? Voorwaar zeg Ik u: bHier zal 3niet een steen op den anderen steen gelaten worden, die niet 4afgebroken zal worden.

3

cEn als Hij op den Olijfberg gezeten was, gingen de discipelen tot Hem alleen, zeggende: dZeg ons, wanneer zullen 5deze dingen zijn? En welk zal het teken zijn van Uw toekomst en van de voleinding der wereld?

4

En Jezus antwoordende zeide tot hen: eZiet toe dat niemand u verleide.

5

fWant velen zullen komen 6onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de Christus; en zij zullen velen verleiden.

6

En gij zult horen van oorlogen en geruchten van oorlogen; ziet toe, wordt niet verschrikt; want al die dingen moeten geschieden, maar 7nog is het einde niet.

7

gWant 8het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, en 9het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk; en er zullen zijn hongersnoden, en pestilentiën, en aardbevingen in verscheidene plaatsen.

8

Doch al die dingen zijn maar een beginsel der 10smarten.

9

hAlsdan zullen zij u overleveren in verdrukking en zullen u doden, en gij zult gehaat worden van alle volken om Mijns Naams wil.

10

En dan zullen er velen 11geërgerd worden en zullen elkander overleveren en elkander haten.

11

iEn vele valse profeten zullen opstaan en zullen er velen verleiden.

12

En komdat de 12ongerechtigheid vermenigvuldigd zal worden, zo zal de 13liefde van velen verkouden.

k 2 Tim. 3:1, enz.
13

lMaar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden.

14

En dit Evangelie des Koninkrijks zal in de 14gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis allen volken; en dan zal 15het einde komen.

De grote verdrukking
15

mWanneer gij dan zult zien den 16gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door nDaniël, den profeet, staande in de 17heilige plaats (die het leest, die merke daarop),

16

Dat alsdan die in Judéa zijn, vlieden 18op de bergen;

17

Die op het 19dak is, kome niet af om iets uit zijn huis weg te nemen;

18

En die op den akker is, 20kere niet weder terug om zijn klederen weg te nemen.

19

Maar 21wee den bevruchten en den zogenden vrouwen in die dagen.

20

Doch bidt dat uw vlucht niet geschiede 22des winters, noch oop een sabbat.

21

pWant alsdan zal grote verdrukking wezen, 23hoedanige niet is geweest van het begin der wereld tot nu toe, en ook niet zijn zal.

22

En zo 24die dagen niet verkort werden, geen vlees zou behouden worden; maar om 25der uitverkorenen wil zullen die dagen verkort worden.

Christus' wederkomst
23

26Alsdan, zo iemand tot ulieden zal zeggen: Zie, qhier is de Christus, of 27daar, gelooft het niet.

24

rWant er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zullen grote 28tekenen en wonderheden doen, alzo dat zij (29indien het mogelijk ware) ook de uitverkorenen zouden verleiden.

25

Zie, Ik heb het u voorzegd.

26

sZo zij dan tot u zullen zeggen: Zie, Hij is in de woestijn, gaat niet uit; zie, Hij is in de binnenkamers, gelooft het niet.

27

Want gelijk de bliksem uitgaat 30van het oosten en schijnt 31tot het westen, 32alzo zal ook de toekomst van den Zoon des mensen wezen.

28

tWant 33alwaar het dode lichaam zal zijn, daar zullen de arenden vergaderd worden.

29

En vterstond na 34de verdrukking dier dagen zal de zon verduisterd worden, en de maan zal haar schijnsel niet geven, en de sterren zullen van den hemel vallen, en 35de krachten der hemelen zullen 36bewogen worden.

30

xEn alsdan zal in den hemel verschijnen 37het teken van den Zoon des mensen; en dan zullen al de geslachten der aarde y38wenen en zullen den Zoon des mensen zien, komende op de wolken des hemels met grote kracht en heerlijkheid.

31

En Hij zal Zijn engelen uitzenden met zeen bazuin van groot 39geluid, en zij zullen Zijn uitverkorenen 40bijeenvergaderen uit de vier winden, van het ene uiterste der hemelen tot het andere uiterste derzelve.

De uitspruitende vijgenboom
32

aEn leert van den vijgenboom deze gelijkenis: Wanneer zijn tak nu 41teer wordt en de bladeren uitspruiten, zo weet gij dat de zomer nabij is.

33

Alzo ook gijlieden, wanneer gij al deze dingen zult zien, zo weet dat 42het nabij is, voor de deur.

34

Voorwaar Ik zeg u: 43Dit geslacht zal geenszins 44voorbijgaan, totdat al deze dingen zullen geschied zijn.

35

bDe hemel en de aarde zullen 45voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan.

Aansporing tot waakzaamheid
36

cDoch van dien dag en ure weet niemand, ook niet de engelen der hemelen, dan Mijn Vader alleen.

37

dEn gelijk de dagen van Noach waren, alzo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des mensen.

38

Want gelijk zij waren in de dagen voor den zondvloed, 46etende en drinkende, trouwende en ten huwelijk uitgevende, etot den dag toe in welken Noach in de ark ging;

39

En bekenden het niet, totdat de zondvloed kwam en hen allen wegnam: alzo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des mensen.

40

fAlsdan zullen er twee op den akker zijn, de een zal 47aangenomen en de 48ander zal 49verlaten worden.

41

Er zullen twee vrouwen 50malen in den molen, de ene zal 47aangenomen en de andere zal verlaten worden.

42

gWaakt dan, want gij weet niet in welke ure uw Heere komen zal.

43

hMaar weet dit, dat zo 51de heer des huizes geweten had 52in welke nachtwake de dief komen zou, hij zou gewaakt hebben en zou zijn huis niet hebben laten doorgraven.

44

Daarom, zijt ook gij bereid; want in welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen.

45

iWie is dan de getrouwe en voorzichtige 53dienstknecht, denwelken zijn heer over zijn dienstboden gesteld heeft om hunlieden hun voedsel te geven te rechter tijd?

46

Zalig is die dienstknecht welken zijn heer, komende, zal vinden 54alzo doende.

47

Voorwaar Ik zeg u, dat hij hem zal zetten 55over al zijn goederen.

48

Maar zo die kwade dienstknecht in zijn hart zou zeggen: Mijn heer vertoeft te komen;

49

En zou beginnen zijn mededienstknechten te 56slaan en te eten en te drinken met de dronkaards;

50

Zo zal de heer van dezen dienstknecht komen ten dage in welken hij hem niet verwacht, en ter ure die hij niet weet;

51

En zal hem 57afscheiden en zijn deel zetten met 58de geveinsden. kDaar zal wening zijn en knersing der tanden.