DE PROFEETJESAJA

HOOFDSTUK 11.

Voorzegging dat Christus uit den stam van Isaï zou geboren worden, vs. 1. En treffelijk met den Geest des Heeren zou begiftigd zijn, 2. Een Rijk oprichtende door de predicatie Zijns Woords, 4. En dat de lidmaten Zijner kerk in goeden vrede en enigheid met elkander zouden leven, 6. En eindelijk de victorie over hun geestelijke vijanden zouden verkrijgen, dezelve gebracht zijnde tot de kennis van het Heilig Evangelie, 11, 12, enz.

Het vrederijk van den Messías
1

WANT1 aer zal 2een Rijsje voortkomen uit 3den afgehouwen 4tronk 5van Isaï, en 6een Scheut uit zijn wortelen zal 7vrucht voortbrengen.

2

En op Hem zal 8de Geest des HEEREN 9rusten: 10de Geest der wijsheid en des verstands, bde Geest des raads en der sterkte, de Geest 11der kennis en der vreze des HEEREN.

3

En 12Zijn 13rieken zal zijn 14in de vreze des HEEREN; en Hij zal 15naar het gezicht Zijner ogen niet richten, Hij zal ook 16naar het gehoor Zijner oren niet 17bestraffen.

4

Maar 18Hij zal de armen met gerechtigheid richten en 19de zachtmoedigen des lands met rechtmatigheid bestraffen; doch Hij zal 20de aarde 21slaan 22met de roede Zijns monds, en 23met den adem Zijner lippen zal Hij 24den goddeloze doden.

5

Want 25gerechtigheid zal de gordel Zijner lendenen zijn, ook zal de 26waarheid de gordel Zijner lendenen zijn.

6

En 27cde wolf zal met het lam 28verkeren, en de luipaard bij den geitenbok nederliggen; en het kalf en de jonge leeuw en 29het mestvee tezamen, en 30een klein jonksken zal ze drijven.

7

De koe en de berin zullen tezamen weiden, haar jongen zullen tezamen nederliggen, en 31de leeuw zal stro eten, gelijk de os.

8

En een zoogkind 32zal zich vermaken over het hol van 33een adder, en een gespeend kind 34zal zijn hand uitsteken in den kuil van den basilisk.

9

35Men zal nergens leed doen noch verderven op den gansen berg 36Mijner heiligheid; want 37de aarde zal vol kennis des HEEREN zijn, 38gelijk de wateren den bodem der zee bedekken.

10

Want het zal geschieden ten zelven dage, dat de heidenen naar 39den dWortel van Isaï, 40Die staan zal 41tot een Banier der volken, zullen 42vragen, en 43Zijn rust zal heerlijk zijn.

Herstel van Israël
11

44Want het zal geschieden te dien dage, dat de Heere 45ten anderen male Zijn hand aanleggen zal om weder 46te verwerven 47het overblijfsel Zijns volks, hetwelk overgebleven zal zijn van Assyrië, en van Egypte, en van 48Pathros, en van Morenland, en van Elam, en van Sínear, en van Hamath, en van de eilanden 49der zee.

12

En 50Hij zal 51een banier oprichten onder de heidenen, 52en Hij zal de verdrevenen van Israël verzamelen, en de verstrooiden uit Juda 53vergaderen van de vier 54einden des aardrijks.

13

En 55de nijd van Efraïm zal wegwijken en de tegenpartijders van Juda zullen uitgeroeid worden; 56Efraïm zal Juda niet benijden en Juda zal Efraïm 57niet benauwen.

14

Maar 58zij zullen den Filistijnen 59op den schouder vliegen 60tegen het westen, en 61zij zullen tezamen 62die van het oosten beroven; 63aan Edom en Moab 64zullen zij hun handen slaan, en 65de kinderen Ammons 66zullen hun gehoorzaam zijn.

15

67Ook zal de HEERE 68den inham 69der zee van Egypte 70verbannen, en Hij zal Zijn hand 71bewegen 72tegen de rivier door de sterkte Zijns winds; en Hij zal dezelve slaan in de zeven 73stromen, en Hij zal maken 74dat men 75met schoenen daardoor zal gaan.

16

En 76er zal een gebaande weg zijn voor het overblijfsel Zijns volks, dat overgebleven zal zijn van Assur, gelijk als Israël geschiedde ten dage 77toen het euit Egypteland optoog.