HET HEILIG EVANGELIE,naar de beschrijving van*JOHANNES

HOOFDSTUK 17.

1 Christus als onze Hogepriester Zich bereidende tot Zijn lijden en sterven, bidt Zijn Vader dat Hij Hem verheerlijke om het eeuwige leven te geven aan wie Hem kennen. 4 Verhaalt hoe getrouwelijk en met wat vreugd Hij het werk dat Hem opgelegd was, heeft volbracht. 9 Bidt voor Zijn apostelen, dat hen de Vader beware in enigheid der liefde. 15 Van den boze. 17 En heilige in Zijn waarheid. 20 Bidt ook voor allen die door hun woord in Hem zullen geloven. 21 Dat zij mogen één zijn. 24 En bij Hem zijn waar Hij is, om Zijn heerlijkheid te aanschouwen.

Het Hogepriesterlijk gebed
1

DIT heeft Jezus gesproken, en Hij hief Zijn ogen op naar den hemel, en zeide: Vader, 1ade ure is gekomen, 2verheerlijk Uw Zoon, opdat ook Uw Zoon 3U verheerlijke.

2

bGelijkerwijs Gij Hem macht gegeven hebt 4over alle vlees, opdat al wat Gij Hem 5gegeven hebt, Hij hun het eeuwige leven geve.

3

En cdit is 6het eeuwige leven, dat zij U kennen, 7den enigen waarachtigen God, en Jezus Christus, Dien Gij 8gezonden hebt.

4

dIk heb U 9verheerlijkt op de aarde; eIk heb 10voleindigd 11het werk dat Gij Mij 12gegeven hebt om te doen.

5

En nu, 13verheerlijk Mij, Gij Vader, bij Uzelven, met de heerlijkheid fdie Ik bij U had 14eer de wereld was.

6

Ik heb Uw Naam geopenbaard den mensen die Gij Mij 15uit de wereld 16gegeven hebt. Zij waren 17Uwe, en Gij hebt Mij dezelve gegeven, en zij hebben Uw Woord bewaard.

7

Nu hebben zij bekend dat alles wat Gij Mij gegeven hebt, 18van U is.

8

Want 19de woorden die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, en zij hebben ze 20ontvangen, gen zij hebben waarlijk bekend dat Ik 21van U uitgegaan ben, en hebben geloofd dat Gij Mij 22gezonden hebt.

9

Ik bid voor hen; Ik bid niet 23voor de wereld, maar voor degenen die Gij Mij gegeven hebt, want zij zijn 24Uwe.

10

En hal het Mijne is Uwe, en het Uwe is Mijne; en Ik ben 25in hen 26verheerlijkt.

11

En Ik 27ben niet meer in de wereld, maar dezen 28zijn in de wereld, en Ik kom tot U. Heilige Vader, 29bewaar hen 30in Uw Naam, die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij 31één zijn, gelijk als Wij.

12

iToen Ik met hen in de wereld was, 32bewaarde Ik hen in Uw Naam. kDie Gij Mij gegeven hebt, heb Ik bewaard, en niemand uit hen is verloren gegaan, 33dan de zoon der verderfenis, 34opdat lde Schrift vervuld worde.

13

Maar nu kom Ik tot U en spreek dit 35in de wereld, opdat zij 36Mijn blijdschap vervuld mogen hebben 37in zichzelven.

14

Ik heb hun 38Uw Woord gegeven, men de wereld heeft hen 39gehaat, omdat zij 40van de wereld niet zijn, gelijk als Ik 41van de wereld niet ben.

15

Ik bid niet dat Gij hen uit de wereld 42wegneemt, maar dat Gij hen bewaart 43van den boze.

16

Zij zijn niet 44van de wereld, gelijkerwijs Ik 45van de wereld niet ben.

17

46Heilig hen in Uw waarheid; nUw Woord is 47de waarheid.

18

oGelijkerwijs Gij Mij gezonden hebt in de wereld, alzo heb Ik hen ook in de wereld 48gezonden.

19

pEn 49Ik heilig Mijzelven voor hen, opdat ook zij 50geheiligd mogen zijn 51in waarheid.

20

En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor degenen die door 52hun woord in Mij geloven zullen.

21

Opdat zij allen qéén zijn, gelijkerwijs Gij, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij 53in Ons één zijn, opdat 54de wereld gelove dat Gij Mij gezonden hebt.

22

En Ik heb hun 55de heerlijkheid gegeven, die Gij Mij gegeven hebt, opdat 56zij één zijn, gelijk als Wij één zijn:

23

Ik in hen, en Gij in Mij; opdat zij volmaakt zijn 57in één, en opdat de wereld bekenne dat Gij Mij gezonden hebt, en 58hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt.

24

rVader, 59Ik wil dat 60waar Ik ben, ook 61die bij Mij 62zijn, die Gij Mij gegeven hebt; opdat zij Mijn heerlijkheid mogen aanschouwen, die Gij Mij 63gegeven hebt, want Gij hebt Mij liefgehad, 64voor de grondlegging der wereld.

25

Rechtvaardige Vader, 65sde wereld heeft 66U niet gekend; maar Ik heb U gekend, ten dezen hebben bekend dat Gij Mij gezonden hebt.

26

En Ik heb hun Uw Naam bekendgemaakt en zal hem 67bekendmaken, opdat de liefde waarmede Gij Mij liefgehad hebt, 68in hen zij, en 69Ik in hen.