DE ZENDBRIEF VAN DEN APOSTEL PAULUSAAN DEGALATEN

HOOFDSTUK 3.

1 De apostel na een scherpe berisping der Galaten, bewijst verder dat de mens niet wordt gerechtvaardigd door de werken der wet, maar door het geloof in Christus. 2 Overmits zij zelven hadden bevonden dat zij de gaven des Geestes niet door de wet, maar door het geloof ontvangen hadden. 6 Bewijst het ook door het voorbeeld van Abraham, die een vader is aller gelovigen. 10 En door enige klare getuigenissen der Heilige Schrift. 13 Betuigt dat Christus ons van den vloek der wet verlost heeft, en de zegening verkregen. 15 Dat met deze leer de wet niet wordt tenietgedaan, noch krachteloos gemaakt, noch is tegen de beloftenis Gods. 19 Maar dat dezelve ons de zonde aanwijst. 24 En als een tuchtmeester tot Christus leidt. 25 Daarna leert hij hoe de wet van Mozes door Christus afgedaan is voor alle gelovigen. 28 Zonder onderscheid van volken of hoedanigheden. 29 Alzo die allen Abrahams zaad zijn.

Gerechtigheid alleen uit het geloof
1

O gij 1uitzinnige Galaten, awie heeft u 2betoverd, dat gij 3der waarheid niet zoudt 4gehoorzaam zijn; denwelken Jezus Christus voor de ogen tevoren 5geschilderd is geweest, onder u 6gekruist zijnde?

2

7Dit alleen wil ik 8van u leren: Hebt gij 9den Geest ontvangen uit de werken der wet, of 10uit de prediking des geloofs?

3

Zijt gij zo 11uitzinnig? Daar gij 12met den Geest 13begonnen hebt, voleindigt gij nu 14met het vlees?

4

Hebt gij 15zoveel 16tevergeefs geleden? 17Indien maar ook tevergeefs.

5

Die u dan 18den Geest verleent en 19krachten onder u werkt, doet Hij dat uit de werken der wet of 20uit de prediking des geloofs?

6

bGelijkerwijs 21Abraham Gode geloofd heeft, en het is hem tot rechtvaardigheid gerekend;

7

22Zo verstaat gij dan, dat degenen 23die uit het geloof zijn, 24Abrahams kinderen zijn.

8

En 25de Schrift, 26tevoren ziende dat God de heidenen uit het geloof zou rechtvaardigen, heeft 27tevoren aan Abraham 28het Evangelie verkondigd, zeggende: c29In u zullen al de 30volken 31gezegend worden.

9

Zo dan, die uit het geloof zijn, worden gezegend 32met den gelovigen Abraham.

10

Want zovelen als er 33uit de werken der wet zijn, 34die zijn onder den vloek; want 35er is geschreven: dVervloekt is 36een iegelijk die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, 37om dat te doen.

11

eEn dat niemand 38door de wet gerechtvaardigd wordt voor God, is openbaar; fwant 39de rechtvaardige zal uit het geloof leven.

12

Doch de wet 40is niet uit het geloof; maar gde mens 41die deze dingen doet, zal 42door dezelve 43leven.

13

hChristus heeft ons 44verlost 45van den vloek der wet, 46een vloek geworden zijnde 47voor ons; want 48er is geschreven: iVervloekt is een iegelijk die 49aan het hout hangt;

14

Opdat 50de zegening Abrahams 51tot de heidenen 52komen zou 53in Christus Jezus, en opdat 54wij 55de belofte des Geestes verkrijgen zouden 56door het geloof.

15

Broeders, ik spreek 57naar den mens: kzelfs eens mensen 58verbond 59dat bevestigd is, 60doet niemand teniet, of niemand 61doet daartoe.

16

lNu, zo zijn 62de beloftenissen tot Abraham en zijn 63Zaad gesproken. Hij zegt niet: En den zaden, als van velen; maar als van één: En uw Zaad, 64Hetwelk is Christus.

l vers 8.
17

65En dit zeg ik: 66Het verbond dat 67tevoren van God bevestigd is 68op Christus, wordt 69door de wet, 70die mna vierhonderd en dertig jaren gekomen is, niet 71krachteloos gemaakt, om 72de beloftenis teniet te doen.

18

nWant indien 73de erfenis 74uit de wet is, zo is zij niet meer 75uit de beloftenis; maar God heeft ze 76Abraham 77door de beloftenis 78genadiglijk gegeven.

De wet tuchtmeester tot Christus
19

79Waartoe is dan de wet? oZij is 80om der overtredingen wil 81daarbij gesteld, totdat 82het Zaad zou gekomen zijn, 83Wien het beloofd was; en 84zij is p85door de engelen 86besteld 87in de hand q88des middelaars.

20

En de middelaar is niet middelaar 89van één, maar God 90is één.

21

91Is dan de wet tegen de beloftenissen Gods? 92Dat zij verre; want indien er een wet 93gegeven was 94die machtig was levend te maken, 95zo zou waarlijk de rechtvaardigheid uit de wet zijn.

22

r96Maar 97de Schrift heeft het alles 98onder de zonde besloten, 99opdat de belofte 100uit het geloof van Jezus Christus 1den gelovigen 2zou gegeven worden.

23

Doch 3eer het geloof kwam, waren wij onder de wet 4in bewaring gesteld, en zijn besloten geweest 5tot op het geloof, dat geopenbaard zou worden.

24

sZo dan, de wet is 6onze 7tuchtmeester geweest 8tot Christus, opdat wij 9uit het geloof zouden gerechtvaardigd worden.

25

Maar als 10het geloof gekomen is, zo zijn wij 11niet meer onder den tuchtmeester.

26

tWant 12gij zijt allen 13kinderen Gods 14door het geloof 15in Christus Jezus.

27

vWant 16zovelen als gij 17in Christus gedoopt zijt, hebt gij Christus 18aangedaan.

28

19Daarin is noch Jood noch Griek, daarin is noch dienstbare noch vrije, daarin is geen man en vrouw. xWant gij allen zijt 20één 21in Christus Jezus.

29

yEn indien 22gij van Christus zijt, zo zijt gij dan 23Abrahams zaad, en 24naar de beloftenis 25erfgenamen.