DE PROFEETJESAJA

HOOFDSTUK 23.

Profetie van de verstoring der stad Tyrus, vs. 1, enz. Dat de Heere die verstoren zou, 8. En dat om harer pracht wil, 9. Hij wijst ook aan hoelang deze verdrukking der Tyriërs duren zou, 15. Hun wederopkomst, 17. En hun bekering tot Christus, 18.

Profetie over Tyrus
1

DE1 last van aTyrus.
Huilt, 2gij schepen van 3Tarsis, want 4zij is verwoest, 5dat er geen huis meer is, dat niemand er meer ingaat; 6uit het land Chittim is het aan hen openbaar geworden.

2

7Zwijgt, gij inwoners 8des eilands, 9gij die de kooplieden van 10Sidon, over zee varende, 11vervulden,

3

En wier inkomst was 12het zaad van den 13Sichor over 14de grote wateren, 15de oogst 16der rivier; en zij was 17de markt der heidenen.

4

Word beschaamd, 18o Sidon, want 19de zee spreekt, ja, 20de sterkte der zee, zeggende: 21Ik heb geen barensnood gehad, ik heb ook niet gebaard, en ik heb geen jongelingen 22groot gemaakt en geen jongedochters opgebracht.

5

Gelijk als geweest is 23de tijding van Egypte, zal men ook 24in weedom zijn 25als men van Tyrus horen zal.*

6

26Vaart over naar Tarsis, huilt, gij inwoners 27des eilands.

7

28Is dit uw vrolijk huppelende stad? Welker oudheid wel van oude dagen af is, maar haar eigen voeten zullen haar ver wegdragen, 29om in vreemdelingschap te verkeren.

8

Wie heeft dit beraadslaagd over Tyrus, 30die kronende stad, welker kooplieden vorsten zijn, welker 31handelaars de heerlijksten 32in het land zijn?

9

De HEERE der heirscharen heeft het beraadslaagd, opdat Hij 33ontheilige 34de hovaardij van alle sieraad, om al de heerlijksten 35der aarde 36verachtelijk te maken.

10

37Ga door naar uw land, 38als een rivier; 39gij dochter van Tarsis, 40er is geen gordel meer.

11

41Hij heeft Zijn hand 42uitgestrekt 43over de zee, Hij heeft de koninkrijken 44beroerd; de HEERE 45heeft bevel gegeven 46tegen Kanaän, om haar sterkten te verdelgen.

12

En 47Hij heeft gezegd: Gij zult niet meer vrolijk huppelen, 48o gij verdrukte maagd, gij dochter van Sidon. 49Naar Chittim toe, maak u op, vaar over; 50ook zult gij aldaar geen rust hebben.

13

51Zie, het land der Chaldeeën, dit volk was er niet; 52Assur heeft het gefundeerd voor degenen die in de wildernissen woonden; zij richtten hun sterkten op en bouwden hun paleizen, maar 53Hij 54heeft het 55tot een vervallen hoop gesteld.

14

Huilt, gij schepen van Tarsis, want 56ulieder sterkte is verstoord.

15

En het zal geschieden te dien dage, 57dat Tyrus zal vergeten worden 58zeventig jaar, 59gelijk eens konings dagen; maar ten einde van zeventig jaar 60zal in Tyrus als een hoerenlied zijn:

16

Neem de harp, ga in de stad rondom, 61gij vergeten 62hoer; 63speel wel, 64zing veel liedekens, opdat uwer gedacht worde.

17

Want het zal geschieden ten einde van zeventig jaar, dat de HEERE Tyrus zal bezoeken, en dat zij wederkeren zal tot haar hoerenloon, en zij zal 65hoererij bedrijven met alle koninkrijken der aarde, die op den aardbodem zijn.

18

En 66haar koophandel en haar hoerenloon zal den HEERE 67heilig zijn, 68het zal niet ten schat vergaderd noch opgesloten worden; maar haar koophandel zal wezen voor hen 69die voor den HEERE wonen, opdat zij eten tot verzadiging, en dat zij 70durig deksel hebben.