DE EERSTE ALGEMENE ZENDBRIEF VAN DEN APOSTELPETRUS

HOOFDSTUK 3.

1 Petrus vermaant de vrouwen tot onderdanigheid aan haar mannen. 3 En tot versiering niet van den uiterlijken, maar van den verborgen mens. 5 Stelt haar te dien einde voor het voorbeeld der heilige vrouwen in het Oude Testament, en voornamelijk van Sara. 7 Vermaant ook de mannen dat zij met verstand bij hun vrouwen wonen. 8 Komt daarna weder tot vermaningen van onderlinge liefde. 9 En bijzonderlijk van verdraagzaamheid en vreedzaamheid, met belofte van Gods zegen uit den 34sten psalm. 13 Wijst aan hoe zij niet hebben te vrezen wanneer zij onschuldig lijden, en hoe zij altijd moeten bereid zijn om reden te geven van de hoop die in hen is. 18 Stelt hun voor ogen het voorbeeld des lijdens van Christus, en Zijn uitkomst uit hetzelve. 19 Gelijk ook het tegengestelde voorbeeld der straf van de ongehoorzaamheid der eerste wereld ten tijde van Noach, en der verlossing van Noach door de ark uit het water, als hij met lijdzaamheid daarop verwacht had. 21 Waarvan nu ook de doop een tegenbeeld is, die ons wijst op de opstanding en heerlijkheid van Christus.

Het huwelijksleven
1

DESGELIJKSa gij vrouwen, zijt uw eigen mannen onderdanig; opdat ook zo enigen 1het Woord ongehoorzaam zijn, zij door den wandel der vrouwen zonder woord 2mogen gewonnen worden,

2

Als zij zullen ingezien hebben uw kuisen wandel 3in vreze.

3

bWelker 4versiersel zij, niet hetgeen uiterlijk is, bestaande in het vlechten des haars, en omhangen van goud, of van klederen aan te trekken,

4

Maar 5de verborgen mens des harten, in het onverderfelijk versiersel van een zachtmoedigen en stillen geest, die 6kostelijk is voor God.

5

Want alzo versierden zichzelven eertijds ook 7de heilige vrouwen, die op God hoopten, en waren haar eigen mannen onderdanig;

6

cGelijk Sara Abraham gehoorzaam is geweest, hem noemende heer, welker 8dochteren 9gij geworden zijt, als gij wel doet en niet vreest 10voor enige verschrikking.

7

Gij mannen insgelijks, dwoont bij haar 11met verstand, aan het vrouwelijke 12vat, als het zwakste, 13eer gevende, als die ook 14mede-erfgenamen der genade des levens met haar zijt; opdat uw gebeden 15niet verhinderd worden.

d Ef. 5:25, enz. Kol. 3:19.
Opwekking tot verdraagzaamheid
8

16En eindelijk, ezijt allen eensgezind, 17medelijdend, de broeders liefhebbende, 18met innerlijke barmhartigheid bewogen, 19vriendelijk;

9

fVergeldt niet kwaad voor kwaad, of schelden voor schelden, 20maar zegent daarentegen; wetende 21dat gij daartoe geroepen zijt, gopdat gij 22zegening zoudt beërven.

10

h23Want wie 24het leven wil liefhebben en 25goede dagen zien, die stille zijn tong van het kwaad, en zijn lippen dat zij geen bedrog spreken;

h Ps. 34:13, enz. Jak. 1:26.
11

iDie wijke af van het kwade, en doe het goede; die zoeke vrede en jage denzelven na.

12

Want 26de ogen des Heeren zijn over de rechtvaardigen, en Zijn oren tot hun gebed; maar 27het aangezicht des Heeren is tegen degenen die kwaad doen.

Troost van een goede consciëntie
13

En 28wie is het die u kwaad doen zal, indien gij navolgers zijt van het goede?

14

kMaar indien gij ook lijdt om der gerechtigheid wil, zo zijt gij zalig; len 29vreest niet uit vreze van hen, en wordt niet ontroerd;

15

mMaar 30heiligt God den Heere in uw harten; nen zijt altijd bereid 31tot verantwoording aan een iegelijk 32die u rekenschap afeist 33van de hoop die in u is, met zachtmoedigheid en 34vreze.

16

En 35hebt een goede consciëntie, oopdat in hetgeen zij kwalijk van u spreken, als van kwaaddoeners, zij beschaamd mogen worden, die uw goeden wandel 36in Christus lasteren.

17

Want het is beter dat gij wel doende (indien het de wil Gods wil) 37lijdt, dan kwaad doende.

18

pWant Christus heeft ook ééns voor de zonden geleden, Hij rechtvaardig voor de onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen; Die wel is gedood 38in het vlees, maar levend gemaakt 39door den Geest;

19

40In Denwelken 41Hij ook 42heengegaan zijnde, 43den geesten qdie in de gevangenis zijn, 44gepredikt heeft,

20

rDie eertijds ongehoorzaam waren, swanneer de lankmoedigheid Gods eenmaal 45verwachtte in de dagen van Noach, als de ark toebereid werd; waarin weinige (tdat is acht) 46zielen behouden werden 47door het water;

21

v48Waarvan het 49tegenbeeld, de doop, ons nu ook behoudt, 50niet die een aflegging is van de vuiligheid 51des lichaams, maar 52die een vraag is 53ener goede consciëntie tot God, 54door de opstanding van Jezus Christus,

22

xWelke is 55aan de rechterhand Gods, opgevaren ten hemel, de engelen en machten en krachten Hem onderdanig gemaakt zijnde.