DE ZENDBRIEF VAN DEN APOSTEL PAULUSAAN DEGALATEN
HOOFDSTUK 6.
1 De apostel vermaant voorts de Galaten tot verscheidene christelijke deugden, namelijk tot zachtmoedigheid in het bestraffen dergenen die uit zwakheid zondigen. 2 Tot onderlinge verdraagzaamheid. 3 Tot onderzoeking en een nederig gevoelen van zichzelven. 6 Tot onderhoud der leraren. 7 Tot toezien wat men zaait. 9 En tot milddadigheid jegens de armen, voornamelijk die gelovig zijn. 11 Daarna besluit hij den brief, tonende hoezeer hij hen liefheeft. 12 En hen waarschuwende voor de valse apostelen, welker eergierigheid en geveinsdheid hij beschrijft, 14 En stelt zijn voorbeeld daartegen. 15 Leert kortelijk waarin het rechte christendom bestaat; en wat hetzelve te verwachten heeft. 17 Vermaant dat niemand hem verder moeilijk valle. 18 En eindigt met den gewoonlijken groet.
BROEDERS,a indien ook een mens 1overvallen ware 2door 3enige misdaad, gij 4die geestelijk zijt, 5brengt den zodanige terecht 6met den geest der zachtmoedigheid; 7ziende op uzelven, opdat ook gij niet 8verzocht wordt.
b9Draagt elkanders 10lasten, en 11vervult alzo 12de wet van Christus.
Want zo iemand 13meent iets te zijn, 14daar hij niets is, die 15bedriegt zichzelven in zijn gemoed.
Maar een iegelijk 16beproeve 17zijns zelfs werk; en 18alsdan zal hij 19aan zichzelven alleen 20roem hebben, en 21niet aan een ander.
cWant een iegelijk zal 22zijn eigen pak dragen.
dEn die 23onderwezen wordt 24in het Woord, 25dele mede 26van alle goederen dengene die hem 27onderwijst.
e28Dwaalt niet; God laat Zich niet 29bespotten; fwant zo wat de mens 30zaait, dat zal hij ook maaien.
Want die 31in zijns zelfs vlees zaait, zal 32uit het vlees 33verderfenis 34maaien; maar die 35in den Geest zaait, zal 36uit den Geest 37het eeuwige leven maaien.
gDoch laat ons 38goeddoende, 39niet vertragen; want 40te zijner tijd zullen wij 41maaien, zo wij niet 42verslappen.
Zo dan, 43terwijl wij tijd hebben, laat ons 44goeddoen aan 45allen, maar hmeest aan de 46huisgenoten des geloofs.
47Ziet 48hoe groten brief ik u geschreven heb 49met mijn hand.
Al degenen 50die een schoon gelaat willen tonen 51naar het vlees, die noodzaken u besneden te worden, alleenlijk opdat zij 52vanwege het kruis van Christus 53niet zouden vervolgd worden.
Want ook zij zelven 54die besneden worden, 55houden de wet niet; maar zij willen dat gij besneden wordt, opdat zij 56in uw vlees roemen zouden.
Maar het zij verre van mij dat ik zou roemen, anders 57dan in het kruis van onzen Heere Jezus Christus, 58door welken 59de wereld 60mij gekruisigd is, en 61ik der wereld.
iWant 62in Christus Jezus heeft noch besnijdenis 63enige kracht, noch voorhuid, maar een 64nieuw schepsel.
kEn zovelen als er 65naar dezen regel zullen wandelen, over dezelve 66zal zijn 67vrede en 68barmhartigheid, en 69over het Israël Gods.
Voorts, 70niemand doe mij moeite aan; lwant ik draag 71de littekenen van den Heere Jezus in mijn lichaam.
72De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met uw 73geest, broeders. Amen.
Aan de Galaten geschreven van Rome.
Einde van den zendbrief van PAULUS aan de Galaten.