HET *BOEK DERPSALMEN

PSALM 127.

Deze psalm leert dat alle welstand van den zegen des Heeren komt, beide in steden en huisgezinnen, en dat goede kinderen een geschenk van God zijn.

Gods zegen is onmisbaar
1

EEN1 lied Hammaäloth, 2van Sálomo.
Zo de HEERE 3het huis niet bouwt, tevergeefs arbeiden deszelfs bouwlieden daaraan; zo de HEERE 3de stad niet bewaart, tevergeefs waakt de wachter.

2

4Het is tevergeefs dat gijlieden 5vroeg opstaat, laat 6opblijft, 7eet brood der smarten; het is alzo, dat 8Hij het 9Zijn beminde 10als in den slaap geeft.

3

Zie, de kinderen zijn 11een erfdeel des HEEREN; 12des buiks vrucht is 13een beloning.

4

14Gelijk de pijlen zijn in de hand eens helds, zodanig zijn 15de zonen der jeugd.

5

Welgelukkig is de man 16die zijn pijlkoker met dezelve gevuld heeft; 17zij zullen niet beschaamd worden, als zij met de vijanden 18spreken zullen in de poort.