1DE HANDELINGENDER HEILIGE APOSTELEN,BESCHREVEN DOOR 2LUKAS

HOOFDSTUK 2.

1 De Heilige Geest wordt met zichtbare tekenen op den pinksterdag over de apostelen uitgestort. 4 Welke met Zijn gaven vervuld zijnde, spreken de grote daden Gods in allerlei talen. 5 Waarover binnen Jeruzalem onder allerlei natiën van volken beroerte ontstaat, zodat sommigen zich verwonderen en anderen daarmede spotten. 14 Petrus wederlegt de spotters, en wijst aan, dat zulks geschied is naar de voorzegging van den profeet Joël. 22 Bewijst uit de psalmen Davids dat Jezus, Dien zij gekruist hadden, van de doden was opgestaan, gezeten ter rechterhand Gods, en vandaar deze gaven had uitgestort. 36 En dat Hij overzulks de beloofde Messias was. 37 Waardoor de toehoorders verslagen zijnde, worden van Petrus tot bekering vermaand, en worden van hen drieduizend gedoopt. 42 Welke volharden in de leer der apostelen en oefening der godsdienstigheid en der liefde, hebbende de goederen gemeen. 47 En de gemeente neemt dagelijks toe.

Pinksteren
1

EN als de dag avan het 1pinksterfeest 2vervuld werd, waren 3zij allen beendrachtelijk 4bijeen.

2

En er geschiedde 5haastelijk uit den hemel een geluid, gelijk als van een geweldigen 6gedreven 7wind, en vervulde het gehele huis waar zij zaten.

3

En 8van hen werden gezien 9verdeelde tongen als 10van vuur, en 11het zat op een iegelijk 12van hen.

4

cEn zij werden allen vervuld 13met den Heiligen Geest, en begonnen te spreken dmet 14andere 15talen, zoals 16de Geest hun gaf 17uit te spreken.

5

En er waren Joden te Jeruzalem 18wonende, godvruchtige mannen, van allen volke dergenen 19die onder den hemel zijn.

6

En als 20deze stem geschied was, kwam de menigte tezamen en werd 21beroerd, want een iegelijk hoorde hen 22in zijn eigen taal spreken.

7

En zij 23ontzetten zich allen en verwonderden zich, zeggende tot elkander: Zie, zijn niet al dezen die daar spreken, 24Galileeërs?

8

En hoe horen wij hen een iegelijk in onze eigen taal, in welke wij geboren zijn?

9

Parthers en Meders en 25Elamieten, en die inwoners zijn van 26Mesopotámië, en Judéa, en Cappadócië, Pontus en 27Azië,

10

En Frygië, en Pamfylië, Egypte en de delen van Libië, hetwelk bij 28Cyréne ligt, en 29uitlandse Romeinen, beide 30Joden en 31Jodengenoten,

11

32Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze 33talen 34de grote werken Gods spreken.

12

En zij ontzetten zich allen en werden 35twijfelmoedig, zeggende de een tegen den ander: Wat wil toch dit zijn?

13

En 36anderen spottende, zeiden: Zij zijn vol 37zoeten wijn.

De toespraak van Petrus
14

Maar Petrus staande met de elve, verhief zijn stem en sprak tot hen: Gij Joodse mannen, en gij allen die te Jeruzalem woont, dit zij u bekend, en laat mijn woorden tot uw oren ingaan.

15

Want dezen zijn niet dronken, gelijk gij vermoedt; want het is eerst 38de derde ure van den dag.

16

Maar dit is het wat gesproken is door den profeet Joël:

17

eEn het zal zijn 39in de laatste dagen (zegt God), Ik zal fuitstorten van Mijn Geest op 40alle vlees; en uw zonen en guw dochters zullen 41profeteren, en uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouden zullen dromen dromen.

18

En ook op Mijn dienstknechten en op Mijn dienstmaagden zal Ik in die dagen van Mijn Geest uitstorten, en zij zullen profeteren.

19

En Ik zal 42wonderen geven in den hemel boven, en tekenen op de aarde beneden, bloed en vuur en rookdamp.

20

De zon zal veranderd worden in duisternis, en de maan in bloed, eer dat de grote en doorluchtige 43dag des Heeren komt.

21

hEn het zal zijn dat een iegelijk die den Naam des Heeren zal 44aanroepen, zalig zal worden.

22

Gij Israëlitische mannen, hoort deze woorden: Jezus den Nazaréner, een Man van God 45onder ulieden 46betoond door krachten en wonderen en tekenen, die God door Hem gedaan heeft in het midden van u, gelijk ook gij zelven weet;

23

Dezen, idoor den 47bepaalden raad en voorkennis Gods overgegeven zijnde, khebt gij genomen en 48door de handen der onrechtvaardigen aan het kruis gehecht en gedood;

24

lWelken God opgewekt heeft, 49de smarten des doods ontbonden hebbende, alzo het niet mogelijk was dat Hij van denzelven dood zou gehouden worden.

25

Want David zegt van Hem: m50Ik zag den Heere allen tijd voor Mij; want Hij is aan Mijn rechterhand, opdat Ik niet bewogen worde.

26

Daarom is Mijn hart verblijd, en Mijn tong verheugt zich; ja, ook Mijn vlees zal 51rusten 52in hope;

27

Want Gij zult 53Mijn ziel in de 54hel niet verlaten, noch zult Uw 55Heilige overgeven om verderving te 56zien.

28

Gij hebt Mij de wegen des levens 57bekendgemaakt; Gij zult Mij vervullen met verheuging door Uw aangezicht.

29

Gij mannen broeders, het is mij geoorloofd vrijuit tot u te spreken van 58den patriarch David, ndat hij beide gestorven en begraven is, en 59zijn graf is onder ons tot op dezen dag.

30

Alzo hij dan een profeet was, en wist odat God hem met ede gezworen had, dat Hij 60uit de vrucht zijner lendenen, zoveel 61het vlees aangaat, den Christus verwekken zou, om Hem op zijn 62troon te zetten,

31

Zo heeft hij dit voorziende, gesproken van de opstanding van Christus, pdat Zijn 63ziel niet is verlaten in de hel, noch Zijn vlees verderving heeft gezien.

32

Dezen Jezus heeft God 64opgewekt; qwaarvan wij allen getuigen zijn.

33

Hij dan r65door de rechterhand Gods verhoogd zijnde, en sde 66belofte des Heiligen Geestes ontvangen hebbende van den Vader, heeft 67dit tuitgestort dat gij nu ziet en hoort.

34

Want David is 68niet opgevaren in de hemelen; maar hij zegt: vDe Heere heeft gesproken tot mijn Heere: 69Zit aan Mijn rechterhand,

35

Totdat Ik Uw vijanden zal gezet hebben tot een voetbank Uwer voeten.

36

Zo wete dan zekerlijk het ganse 70huis Israëls, dat God Hem tot 71een Heere en 72Christus 73gemaakt heeft, namelijk dezen Jezus, Dien gij gekruist hebt.

De eerstelingen gedoopt
37

xEn als zij dit hoorden, werden zij 74verslagen in het hart, en zeiden tot Petrus en de andere apostelen: yWat zullen wij 75doen, mannen broeders?

38

En Petrus zeide tot hen: 76Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt 77in den Naam van Jezus Christus, 78tot vergeving der zonden; en gij zult 79de gave des Heiligen Geestes ontvangen.

39

Want u komt 80de belofte toe, en 81uw zkinderen, en allen adie daar 82verre zijn, zovelen als er de Heere onze God 83toe roepen zal.

40

En met veel meer andere woorden betuigde hij en vermaande hen, zeggende: 84Wordt behouden van dit 85verkeerd geslacht.

41

Die dan zijn woord 86gaarne aannamen, werden gedoopt; en er werden op dien dag tot hen toegedaan omtrent drieduizend 87zielen.

Het leven van de eerste gemeente
42

En zij waren 88volhardende in de leer der apostelen, en 89in de gemeenschap, en 90in de breking des broods, en in de 91gebeden.

43

En een vreze kwam over alle 92ziel; en bvele wonderen en tekenen geschiedden door de apostelen.

44

cEn allen die geloofden, 93waren bijeen, en hadden alle dingen 94gemeen.

45

En zij verkochten hun 95goederen en have, den verdeelden dezelve aan allen, naar dat elk van node had.

46

En dagelijks eeendrachtelijk in den tempel volhardende, en 96van huis tot huis 97brood brekende, 98aten zij tezamen met verheuging en eenvoudigheid des harten,

47

En prezen God en hadden 99genade bij het ganse volk. fEn de Heere 100deed dagelijks tot de gemeente, 1die zalig werden.