PROVERBIADE SPREUKENSPREUKENVAN SÁLOMOVAN SÁLOMO
HOOFDSTUK 16.
God regeert de tong, den gang en het lot, vss. 1, 9, 33. Eigen goeddunken, 2, 25. Vertrouwen op God, 3, 20. Het opperste einde van Gods werken, 4. Hoogmoed, 5, 18, 19. Verzoening en Godsvreze, 6. Bevrediging der vijanden, 7. Vergenoegzaamheid, 8. Van koningen, 10, 12, 13, 14, 15. Weegschaal, 11. Dierbaarheid der wijsheid, 16. Wandel der vromen, 17. Gods Woord, 20. Wijze redenen, 21, 22, 23, 24. Arbeidzaamheid, 26. Deugnieten, verkeerden en geweldenaars, 27, 28, 29, 30. Grijsheid, 31. Lankmoedigheid, 32.
DEa mens heeft 1schikkingen des harten, maar het 2antwoord der tong 3is van den HEERE.
bAlle 4wegen des mans zijn zuiver 5in zijn ogen, maar de HEERE 6weegt de 7geesten.
c8Wentel uw werken op den HEERE, en uw 9gedachten zullen bevestigd worden.
eAl wie 12hoog is van hart, is 13den HEERE een gruwel; f14hand aan hand zal hij niet onschuldig zijn.
Door 15goedertierenheid en trouw wordt de misdaad verzoend, en door de vreze des HEEREN wijkt men af van het 16kwade.
Als iemands wegen den HEERE behagen, zo zal Hij 17ook zijn vijanden met hem bevredigen.
gBeter is een weinig met gerechtigheid dan de veelheid der inkomsten zonder 18recht.
Het hart des mensen 19overdenkt zijn weg, maar de HEERE 20stiert zijn gang.
21Waarzegging 22is op de lippen des konings; 23zijn mond 24zal niet overtreden 25in het gericht.
hEen 26rechte 27waag en weegschaal zijn 28des HEEREN; alle 29weegstenen des 30zaks zijn 31Zijn werk.
Het is 32der koningen gruwel goddeloosheid te doen, want door gerechtigheid wordt de troon bevestigd.
De 33lippen der gerechtigheid 34zijn het welgevallen der koningen, en elkeen 35van hen zal liefhebben dien die rechte dingen spreekt.
iDe grimmigheid des konings is 36als de boden des doods, maar een wijs man zal 37die 38verzoenen.
kIn 39het licht van des konings aangezicht is 40leven, en zijn 41welgevallen is als een wolk des 42spaden regens.
De 45baan der oprechten is van het kwaad af te wijken; hij behoedt zijn ziel, die 46zijn weg bewaart.
Het is beter 49nederig van geest te zijn met de 50zachtmoedigen, 51dan roof te delen met de hovaardigen.
Die op het 52Woord verstandiglijk let, zal 53het goede vinden, nen die op den HEERE vertrouwt, die is welgelukzalig.
De wijze van hart zal 54verstandig genoemd worden, en 55de zoetheid 56der lippen zal de lering vermeerderen.
Het verstand 57dergenen die het bezitten, is oeen 58springader des levens; maar de 59tucht der dwazen is 60dwaasheid.
Eens wijzen hart 61maakt 62zijn mond verstandig, en zal 63op zijn lippen de lering vermeerderen.
64Lieflijke redenen zijn een honingraat, zoet voor de 65ziel en 66medicijn voor 67het gebeente.
p68Er is een weg die iemand recht schijnt, maar het laatste van dien zijn wegen des doods.
De 69ziel des arbeidzamen arbeidt 70voor hemzelven, want 71zijn mond 72buigt zich voor 73hem.
Een 74Belialsman 75graaft kwaad, en qop zijn lippen is als 76brandend vuur.
rEen 77verkeerd man zal krakeel 78inwerpen, en een 79oorblazer scheidt 80den voornaamsten vriend.
Een 81man des gewelds 82verlokt zijn naaste, en hij leidt hem in een weg die 83niet goed is.
De grijsheid is een 88sierlijke 89kroon; zij wordt op den 90weg der gerechtigheid gevonden.
De 91lankmoedige is beter dan de sterke, en die heerst over zijn 92geest, dan die een stad inneemt.
Het 93lot wordt in den 94schoot geworpen, maar het gehele 95beleid daarvan is 96van den HEERE.