DE EERSTE ZENDBRIEF VAN DEN APOSTEL PAULUSAAN DIE VANKORINTHE

HOOFDSTUK 9.

1 De apostel, om de Korinthiërs te beter te brengen tot recht gebruik der middelmatige dingen, stelt hun zijn eigen voorbeeld voor, en te dien einde voegt hij hiertussen een verhandeling van het onderhoud der kerkendienaren, en betuigt dat hij, zowel als andere apostelen, de macht had om onderhoud te ontvangen. 7 Brengt verscheidene redenen voor om zulks te bewijzen, genomen van degenen die in den krijg dienen, die een wijngaard planten en een kudde weiden, 9 Van den os die dorst, 11 Van een zaaier, 13 Van degenen die den tempel of het altaar dienen. 15 En verklaart dat hij evenwel deze macht niet heeft gebruikt, en ook nog niet heeft willen gebruiken, omdat hij zulks niet stichtelijk onder hen oordeelde, en om alzo zijn macht niet te misbruiken. 19 Maar dat hij zich naar de zwakke Christenen, zo Joden als heidenen, in middelmatige zaken alleszins gevoegd heeft, om hen te beter te gewinnen. 24 Vermaant eindelijk door de gelijkenissen van degenen die om strijd in de loopbaan lopen en kampvechten of worstelen, alsook door zijn eigen voorbeeld, tot soberheid en vlijtigen voortgang in de godzaligheid.

Paulus' zelfverloochening
1

BEN ik niet een apostel? Ben ik niet 1vrij? aHeb ik niet Jezus Christus, onzen Heere, 2gezien? bZijt gijlieden niet 3mijn werk in den Heere?

2

Zo ik anderen geen apostel ben, nochtans 4ben ik het ulieden; want 5het zegel mijns apostelschaps zijt gijlieden in den Heere.

3

Mijn verantwoording aan degenen 6die onderzoek over mij doen, is deze.

4

cHebben wij niet macht 7om te eten en te drinken?

5

Hebben wij niet macht om 8een vrouw, een zuster zijnde, 9met ons om te leiden, gelijk ook de andere apostelen en 10de broeders des Heeren en d11Céfas?

6

Of hebben alleen ik en Bárnabas geen macht 12van niet te werken?

7

Wie edient ooit in den krijg op eigen bezoldiging? Wie fplant een wijngaard, en eet niet van zijn vrucht? Of gwie weidt een kudde, en eet niet van de melk der kudde?

f 1 Kor. 3:6, 7, 8.
8

Spreek ik dit 13naar den mens, of zegt ook 14de wet hetzelve niet?

9

Want in de wet van Mozes is geschreven: hGij zult 15een dorsenden os niet muilbanden. 16Zorgt ook God voor de ossen?

10

Of zegt Hij dat ganselijk om onzentwil? Want om onzentwil is dat geschreven; overmits die ploegt, 17op hoop moet ploegen, en die op hoop dorst, moet zijner hoop deelachtig worden.

11

iIndien 18wij ulieden het geestelijke gezaaid hebben, is het een grote zaak, zo wij het uwe 19dat lichamelijk is, maaien?

12

Indien 20anderen dezer macht over u deelachtig zijn, waarom niet veelmeer wij? kDoch wij hebben deze macht niet gebruikt, maar wij verdragen het alles, opdat wij niet 21enige verhindering geven aan het Evangelie van Christus.

13

Weet gij niet ldat degenen 22die de heilige dingen bedienen, van het heilige eten? En die steeds 23bij het altaar zijn, 24met het altaar delen?

14

mAlzo heeft ook 25de Heere geordineerd dengenen die het Evangelie verkondigen, dat zij 26van het Evangelie leven.

15

Maar ik heb 27geen van deze dingen gebruikt. En ik heb dit niet geschreven opdat het alzo aan mij geschieden zou; want het ware mij 28beter te 29sterven, dan dat iemand 30dezen mijn roem zou ijdel maken.

16

Want indien ik het Evangelie verkondig, 31het is mij geen roem; nwant 32de nood is mij opgelegd. En 33wee mij indien ik het Evangelie niet verkondig.

17

Want indien ik dat 34gewillig doe, zo heb ik 35loon; maar indien 36onwillig, de uitdeling is mij evenwel 37toebetrouwd.

18

38Wat loon heb ik dan? Namelijk dat ik het Evangelie verkondigende, het Evangelie van Christus kosteloos stel, om 39mijn macht in het Evangelie niet te 40misbruiken.

19

Want daar ik 41van alles vrij was, heb ik mijzelven 42allen dienstbaar gemaakt, opdat ik er meer zou 43winnen.

20

oEn ik ben 44den Joden geworden als een Jood, opdat ik de Joden winnen zou; dengenen die onder 45de wet zijn, ben ik geworden als onder de wet zijnde, opdat ik degenen die onder de wet zijn, winnen zou;

21

pDengenen 46die zonder de wet zijn, ben ik geworden als zonder de wet zijnde (Gode nochtans zijnde niet zonder de wet, maar 47voor Christus onder de wet), opdat ik degenen die zonder de wet zijn, winnen zou.

22

qIk ben 48den zwakken geworden als een zwakke, opdat ik de zwakken winnen zou; allen ben ik alles geworden, opdat ik immers 49enigen behouden zou.

23

En dit doe ik om des Evangelies wil, 50opdat ik deszelven mededeelachtig zou worden.

24

51Weet gijlieden niet dat die in rde loopbaan 52lopen, allen wel lopen, maar dat 53één den prijs ontvangt? Loopt 54alzo, dat gij dien moogt 55verkrijgen.

25

sEn een iegelijk 56die om prijs strijdt, 57onthoudt zich in alles. Dezen dan doen wel dit, opdat zij 58een verderfelijke kroon zouden ontvangen, maar wij t59een onverderfelijke.

26

Ik loop dan alzo, 60niet als op het onzekere; ik kamp alzo, niet 61als de lucht slaande;

27

Maar ik 62bedwing mijn lichaam en breng het 63tot dienstbaarheid, opdat ik niet enigszins, daar ik anderen 64gepredikt heb, zelf 65verwerpelijk worde.