HET TWEEDE BOEK VANMOZES,GENAAMDÉXODUS

HOOFDSTUK 38.

Het altaar ten brandoffer wordt gemaakt van sittimhout, vs. 1, enz. Alsook deszelfs gereedschap, 3. Het koperen wasvat, met den voet, 8. Het voorhof en de behangsels, 9. De koperen nagelen, 20. Bezaleël en Aholiab bereiden alles, 22. De som van hetgeen dat het volk gebracht heeft, zo aan goud, en zilver, als aan koper, en hetgeen dat daarvan gemaakt is, 24, enz.

Het brandofferaltaar, het koperen wasvat en het voorhof
1

HIJa maakte ook het brandofferaltaar van sittimhout; vijf ellen was deszelfs lengte en vijf ellen zijn breedte, vierkant, en drie ellen zijn hoogte.

2

bEn hij maakte deszelfs hoornen op zijn vier hoeken; uit hetzelve waren zijn hoornen; en hij overtrok het met koper.

3

cHij maakte ook al het gereedschap des altaars, de potten en de schoffels en de besprengbekkens en de krauwels en de koolpannen; al zijn vaten maakte hij van koper.

4

dOok maakte hij voor het altaar een rooster van koperen netwerk, onder zijn omloop, van beneden tot zijn midden toe.

d Ex. 27:4, 5.
5

En hij goot vier ringen aan de vier einden des koperen roosters, tot plaatsen voor de handbomen.

6

En hij maakte de handbomen van sittimhout, en hij overtrok ze met koper.

7

En hij deed ede handbomen in de ringen aan de zijden des altaars, dat men het met dezelve droeg; hij maakte het hol, van planken.

8

fHij maakte ook het koperen wasvat, met zijn koperen voet, van de spiegels 1der te hoop komende vrouwen, die te hoop kwamen voor de deur van de tent der samenkomst.

9

gHij maakte ook het voorhof, aan den zuidhoek zuidwaarts; de behangsels tot het voorhof waren van fijn getweernd linnen, van honderd ellen.

10

2Hun twintig pilaren en derzelver twintig voeten waren van koper; de haken dezer pilaren en hun banden waren van zilver.

11

En aan den noorderhoek honderd ellen; hun twintig pilaren en derzelver twintig voeten waren van koper; de haken der pilaren en derzelver banden waren van zilver.

12

En aan den westerhoek waren behangsels van vijftig ellen; hun pilaren tien en derzelver voeten tien; de haken der pilaren en hun banden waren van zilver.

13

En aan den oosterhoek tegen den opgang waren vijftig ellen.

14

De behangsels aan deze zijde waren vijftien ellen; derzelver pilaren drie en hun voeten drie.

15

En aan de andere zijde van de deur des voorhofs, 3vanhier en vandaar, waren behangsels van vijftien ellen; hun pilaren drie en derzelver voeten drie.

16

Al de behangsels des voorhofs waren rondom van fijn getweernd linnen.

17

De voeten nu der pilaren waren van koper, de haken der pilaren en hun banden waren van zilver, en het overdeksel hunner hoofden was van zilver, en al de pilaren des voorhofs waren met zilver omtogen.

18

En het deksel van de poort des voorhofs was van geborduurd werk, van hemelsblauw en purper en scharlaken en fijn getweernd linnen; en twintig ellen was de lengte, en de hoogte in de breedte was vijf ellen, 4tegenover de behangsels des voorhofs.

19

En hun vier pilaren en derzelver vier voeten waren van koper; hun haken waren van zilver; ook was het overdeksel hunner hoofden en hun banden van zilver.

20

En al de pinnen des tabernakels en des voorhofs rondom waren van koper.

Wat het heiligdom gekost heeft
21

Dit zijn de getelde dingen van den tabernakel, van den tabernakel der getuigenis, die geteld zijn 5naar den mond van Mozes, ten dienste der Levieten, 6door de hand van Ithamar, den zoon van den priester Aäron.

22

Bezáleël nu, de zoon van Uri, den zoon van Hur, van den stam van Juda, maakte al wat de HEERE aan Mozes geboden had;

23

En met hem Ahóliab, de zoon van Ahisamach, van den stam van Dan, 7een werkmeester en vernuftig kunstenaar, en een borduurder in hemelsblauw en in purper en in scharlaken en in fijn linnen.

24

Al het goud dat tot het werk verarbeid is in het ganse werk des heiligdoms, te weten het goud des beweegoffers, was negen en twintig 8talenten en zevenhonderd en dertig sikkelen, naar den 9sikkel des heiligdoms.

25

Het zilver nu van de getelden der vergadering was honderd talenten, en duizend zevenhonderd vijf en zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms.

26

Een 10beka voor elk 11hoofd, dat is een halve sikkel, naar den sikkel des heiligdoms, van eenieder die overging tot de getelden, van 12twintig jaar oud en daarboven, namelijk zeshonderd drie duizend vijfhonderd en vijftig.

27

En er waren honderd talenten zilver om te gieten de voeten des heiligdoms en de voeten des voorhangs; tot honderd voeten waren honderd talenten, een talent tot een voet.

28

Maar uit de duizend zevenhonderd vijf en zeventig sikkelen maakte hij de haken aan de pilaren, en hij overtrok 13hun hoofden en omtoog ze met banden.

29

14Het koper nu des beweegoffers was zeventig talenten, en tweeduizend vierhonderd sikkelen.

30

En hij maakte daarvan de voeten van de deur van de tent der samenkomst en het koperen altaar en den koperen rooster dien het had, en al het gereedschap des altaars,

31

En de voeten des voorhofs rondom en de voeten der poort des voorhofs, ook al de pinnen des tabernakels en al de pinnen des voorhofs rondom.