DE PROFEETJESAJA

HOOFDSTUK 27.

Verstoring der vijanden van Gods kerk, vs. 1. En dat Hij Zijn volk zou beschutten en zegenen, 2, enz. Als zij zouden ophouden van zondigen, 9. Hierbij voegt de profeet een dreigement, belangende de verstoring van Jeruzalem, 10. En eniger Joden wederkomst uit de landen waarin zij verstrooid waren, 13.

Israël beschermd
1

TE1 dien dage zal de HEERE 2met Zijn hard en groot en sterk zwaard 3bezoeken 4den leviathan, de 5langwemelende slang, ja, den leviathan, de kromme slomme slang; en Hij zal den 6draak die in de zee is, doden.

2

Te dien dage zal er 7een wijngaard van roden wijn zijn; 8zingt van denzelven bij beurten.

3

Ik, de HEERE, behoed dien, alle ogenblik zal Ik hem bevochtigen; opdat de vijand 9hem niet bezoeke, zal Ik hem bewaren nacht en dag.

4

10Grimmigheid is bij Mij niet; wie zou Mij als een doorn en distel in oorlog stellen, dat Ik 11tegen hem zou aanvallen en hem tegelijk verbranden zou?

5

12Of hij moest Mijn sterkte 13aangrijpen, hij zal vrede met Mij maken; vrede zal hij met Mij maken.

6

14In het toekomende zal 15Jakob wortelen schieten, aIsraël zal bloeien en groeien; en 16zij zullen de wereld met 17inkomsten vervullen.

7

Heeft 18Hij 19hem geslagen, 20gelijk Hij 21dien geslagen heeft die hem sloeg? Is 22hij gedood, gelijk 23zijn gedoden gedood zijn geworden?

8

b24Met mate hebt 25Gij 26met hem getwist, wanneer Gij hem 27wegstiet; als 28Hij hem wegnam door Zijn harden wind, in den dag 29des oostenwinds.

9

Daarom zal 30daardoor de ongerechtigheid van Jakob 31verzoend worden, en dit is de ganse 32vrucht, dat 33Hij 34deszelfs zonde zal wegdoen, wanneer Hij al de stenen 35des altaars 36maken zal als verstrooide kalkstenen; 37de 38bossen en 39de zonnebeelden zullen niet bestaan.

10

40Want 41de vaste stad zal eenzaam, de 42woonstede zal verstoten en verlaten worden gelijk een woestijn; daar zullen de kalveren weiden, en daar zullen zij nederliggen en zullen 43haar takken verslinden.

11

Als haar takken verdord zullen zijn, zullen zij afgebroken worden, en de vrouwen, komende, zullen ze 44aansteken; want het is geen 45volk van enig verstand; daarom zal Hij 46Die het gemaakt heeft, 47Zich deszelven niet ontfermen; en 48Die het geformeerd heeft, zal aan hetzelve geen genade bewijzen.

12

En het zal 49te dien dage geschieden dat de HEERE 50dorsen zal 51van den 52stroom der rivier af tot aan de rivier van Egypte; 53doch gijlieden czult opgelezen worden, 54een bij een, o gij kinderen Israëls.

13

En het zal te dien dage geschieden dat er met 55een grote bazuin geblazen zal worden; dan zullen 56die komen 57die in het land van Assur 58verloren zijn, en de heengedrevenen 59in het land van Egypte; en 60zij zullen den HEERE aanbidden 61op den heiligen berg te Jeruzalem.