PROVERBIADE SPREUKENSPREUKENVAN SÁLOMOVAN SÁLOMO

HOOFDSTUK 9.

Hier wordt het genadewerk van onzen Heere Christus, Die Zijn volk door Zijn Woord en Geest tot Zijn (der opperste Wijsheid) zalige gemeenschap beroept en brengt, voorgesteld onder de gelijkenis van de toebereiding van een maaltijd en nodiging van gasten, vs. 1, enz. Met een tegenstelling van den aard en de conditie der spotters en der wijzen, 7. En integendeel, het verleidend en verderfelijk werk des satans, onder de gelijkenis van een zotte vrouw (vijandin der opperste Wijsheid), die ook haar gasten nodigt, maar tot hun eeuwig verderf, 13, enz.


De maaltijd der Wijsheid

1DE 1opperste Wijsheid heeft Haar 2huis gebouwd, Zij heeft Haar 3zeven 4pilaren gehouwen.

1Hebr. De wijsheden. Zie Spr. 1:20.

2Versta door dit huis de gemeente der ware gelovigen, welker opbouwing hier door de predicatie des Evangelies en de werking des Heiligen Geestes begonnen wordt, maar hierna voltrokken zal worden door de volmaking der kinderen Gods. Anderen verstaan door dit huis den derden of oppersten hemel, in denwelken de uitverkorenen met alle goederen verzadigd zullen worden.

3Dat is, vele. Een zeker getal voor een onzeker. Zie Spr. 6:31.

4Door deze worden van velen verstaan de patriarchen, profeten, apostelen, evangelisten, herders en leraars. Anderen verstaan door deze pilaren de vastigheid en eeuwigdurendheid van het hemelse huis des Vaders, waarin ons Christus voorgegaan is, om ons een plaats te bereiden, Joh. 14:2.

25Zij heeft Haar 6slachtvee 7geslacht, Zij heeft Haar wijn 8gemengd, ook heeft Zij Haar tafel 9toegericht.

5De Wijsheid wordt hier vergeleken bij een koning die open hof houdt. Vgl. Matth. 22:2, 3, enz.

6Versta het Woord Gods, het ware voedsel der ziel, mitsgaders alle geestelijke en zaligmakende weldaden die ons daarin beloofd en in de sacramenten aangeboden worden, waarop volgen zal de volmaakte vreugde van het toekomende leven.

7Te weten om te koken en daarna den genoden voor te zetten. Alzo Gen. 43:16. 1 Sam. 25:11.

8Dit ziet op de wijze van doen, gebruikelijk in hete landen, alwaar men den wijn met water mengt om zijn kracht te matigen, of vermengt met verscheidene specerijen, vers 5. Spr. 23:30. Jes. 5:22; 65:11.

9Te weten met de gerechten daarop in orde te zetten. Vgl. de manier van spreken met Ps. 23:5; 78:19. Jes. 21:5.

3Zij heeft 10Haar dienstmaagden uitgezonden, Zij nodigt, op de a11tinnen van de hoogten der stad:

10Versta door dezen de bedienaren des Goddelijken Woords, die van Christus uitgezonden worden om de mensen te nodigen tot de gemeenschap der kerk en aller geestelijke goederen, die daarin uitgedeeld worden, 2 Kor. 5:19, 20.

11Hebr. vleugelen, dat is, lage muurtjes, of leuningen, gemaakt boven op de platte daken van hoge gestichten, opdat degenen die op het dak gingen, buiten gevaar van afvallen zouden zijn. Zie Deut. 22 op vers 8, en vgl. Spr. 8:2.

a Spr. 8:2.

412Wie is slecht? Hij kere zich herwaarts. Tot 13den verstandeloze zegt Zij:

12Dat is, zo wie slecht is, die wijke tot Mij. Het zijn de woorden der Wijsheid. Zie van het woord slechte Spr. 1 op vers 4.

13Zie Spr. 6 op vers 32.

514Komt, eet van Mijn 15brood, en drinkt van den wijn dien Ik gemengd heb.

14Te weten, wie gij zijt van de onverstandigen.

15De geestelijke en eeuwige goederen worden dikwijls bij de lichamelijke en vergankelijke vergeleken, en daarom ook door dezelve te verstaan gegeven, Ps. 23:2, 5.

6Verlaat de 16slechtigheden en 17leeft; en treedt in den 18weg des verstands.

16Zo wordt het Hebreeuwse woord genomen Spr. 1:22. Anders: Laat de slechten varen, of: Verlaat de slechten.

17Een bevel, inhoudende een belofte van te zullen leven. Zie Spr. 3 op vers 25.

18Dat is, waardoor men tot het rechte verstand en de ware wijsheid geraakt, en dien de verstandigen betreden. Zie 1 Kon. 8 op vers 36.

7Wie den 19spotter 20tuchtigt, 21behaalt zich schande; en die den goddeloze bestraft, zijn 22schandvlek.

19Zie Ps. 1:1.

20Het woord betekent hier eigenlijk iemand met woorden en redenen onderwijzen, vermanen, bestraffen. Alzo Deut. 4:36. 1 Kron. 15:22. Job 4:3. Elders betekent het ook met slagen en straffen kastijden, als 1 Kon. 12:11. Ps. 6:2.

21Te weten, omdat hij verloren arbeid doet en van dengene dien hij bestraft, gelasterd wordt. Vgl. Matth. 7:6.

22Het oorspronkelijke woord betekent gemeenlijk een gebrek des lichaams, als Lev. 21:17; 22:20. 2 Sam. 14:25. Maar het wordt ook genomen voor een gebrek der ziel, rakende het geloof en de zeden, of de goede faam ten aanzien van de uitkomst van enige zaak of daad, als hier, Deut. 32:5. Job 11:15.

8bBestraf den spotter niet, opdat hij u niet hate; bestraf den 23wijze, en hij zal u liefhebben.

23Dat is, die de wijsheid bemint, godvruchtig en zedig is. Alzo in het volgende.

b Matth. 7:6.

924Leer den wijze, zo zal hij nog wijzer worden; onderwijs den rechtvaardige, zo zal hij in 25leer toenemen.

24Hebr. Geef, te weten heilzame leer.

25Alzo Spr. 1:5. Zie de aant.

10cDe vreze des HEEREN is het beginsel der wijsheid, en 26de wetenschap der heiligen is verstand.

26Dat is, waarmede de heiligen begiftigd zijn, en die zij anderen mensen voordragen. Versta door de heiligen de ware gelovigen. Alzo worden zij genaamd Ps. 16:3; 34:10; 89:6, 8. Spr. 30:3. Hos. 12:1. 1 Kor. 1:2. Zie de reden 1 Kor. 6:11. Anderen verstaan hier door de heiligen den waren God, Die in het meervoud de Heiligen genoemd zou zijn, omdat Hij drievuldig in Personen is.

c Job 28:28. Ps. 111:10. Spr. 1:7.

1127Want door Mij zullen uw ddagen vermenigvuldigen, en jaren des levens 28zullen u toegedaan worden.

27Zie Spr. 3:2 en de aantt. en versta door Mij de opperste Wijsheid, Die hier reden invoert van Haar voorgaande vermaningen.

28Hebr. zullen zij u toedoen; dat is, toegedaan worden; te weten van Hem Die ze toedoet of vermenigvuldigt, hetwelk is God. Zie van deze manier van spreken Job 4 op vers 19.

d Spr. 10:27.

12Indien gij wijs zijt, gij zijt wijs 29voor uzelven; en zijt gij een spotter, gij zult het 30alleen dragen.

29Dat is, tot uw eigen voordeel en welvaren. God heeft geen profijt daarvan, Ps. 16:2.

30Dat is, de schande en schade daarvan hebben; niet God, noch Zijn eeuwige Wijsheid.

13Een 31zotte vrouw e32is woelachtig, 33de slechtigheid zelve, en 34weet niet met al;

31Hebr. vrouw der zotheid. Deze vrouw wordt hier voorgesteld en vertoond als de voornaamste wederpartijdster en vijandin der ware Wijsheid, nodende tot zich alle mensen, gelijk de Wijsheid tevoren gedaan heeft. Versta door de zotte vrouw al wat gaat tegen de waarheid der leer en de oprechtheid des levens. Anderen menen dat hier eigenlijk een overspeelster beschreven wordt, en dat dan door die de voorgemelde zotte vrouw wordt afgebeeld.

32Zie Spr. 7 op vers 11.

33Dat is, die zeer slecht is, vol onwijsheid en kwade zinnen.

34Te weten om den mens te onderwijzen wat hij geloven en hoe hij leven moet.

e Spr. 7:11.

14En 35zij zit aan de deur van haar huis, op een stoel, op de hoge plaatsen der stad,

35Versta de voorgemelde zotte vrouw; dat is, de onwijsheid of zotheid, die hier wordt bekendgemaakt van haar stoutheid, pracht en veelvoudig bedrijf om de mensen te verleiden.

15Om te roepen degenen die op den weg voorbijgaan, 36die hun paden recht maken, zeggende:

36Dat is, die hun weg rechtdoor gaan zonder naar de onwijze vrouw om te zien. Vgl. Spr. 3:6.

1637Wie is slecht? Hij kere zich herwaarts. En tot den verstandeloze zegt zij:

37Vgl. deze woorden met de woorden der Wijsheid, vers 4, die de onwijsheid hier naspelen wil, om met openbare versmading van de vermaning der Wijsheid de mensen tot zich af te trekken.

17fDe 38gestolen wateren zijn zoet, en het 39verborgen brood is lieflijk.

38Versta hierdoor de valse leer, ijdele goederen en vergankelijke lusten, die de onwijsheid haar dienaren mededeelt. Zij worden genaamd gestolen wateren en verborgen brood, omdat zij vergeleken worden bij de heimelijke bijslaping dergenen die in overspel leven. Want gelijk deze met veel listigheid en bedektheid gepleegd wordt, en daartoe voor het verdorven vlees in velen aangenamer is dan de zuivere bijeenkomst in den staat des huwelijks, alzo is in de valse leer niets dan listig bedrog, en in het vergankelijk goed dat zij belooft, een meerdere vermaking voor het vlees in deze wereld. Vgl. Spr. 20:17; 30:20 en de aantt.

39Dat is, het goed dat kwalijk gekregen en kwalijk verteerd wordt; te weten, gekregen door heimelijke, valse en listige praktijken, en verteerd door onnutte, schandelijke en overdadige werken, die zich voor het licht schamen. Brood voor allerlei tijdelijk goed. Zie Spr. 4 op vers 17.

f Spr. 20:17.

1840Maar 41hij weet niet dat 42aldaar g43doden zijn; haar genoden zijn in de diepten 44der hel.

40De voorgaande woorden heeft de onwijsheid gesproken; maar deze Salomo, om de mensen te waarschuwen.

41Te weten de voorbijgaande mens, die van de onwijze vrouw genodigd wordt.

42Te weten in het huis der zotte vrouw.

43Zie Spr. 2 op vers 18.

44Dat is, des tijdelijken en eeuwigen doods.

g Spr. 2:18.