HET *BOEK DERPSALMEN
PSALM 95.
Een vermaning tot lof, dienst en gehoorzaamheid Godes, vanwege Zijn grootheid; mitsgaders een afrading van het hart zo niet te verharden gelijk Israël gedaan had, hetwelk deswege niet is ingegaan tot Zijn rust.
KOMT,1 laat ons den HEERE vrolijk zingen, laat ons juichen den Rotssteen onzes heils.
Laat ons Zijn aangezicht tegemoetgaan met lof, laat ons Hem juichen met psalmen.
Want de HEERE is een groot God; ja, een groot Koning 2boven alle goden;
aIn Wiens hand de diepste plaatsen der aarde zijn, en 3de hoogten der bergen zijn Zijne;
Wiens ook de zee is, want Hij heeft ze gemaakt; en Zijn handen hebben het droge geformeerd.
Komt, laat ons aanbidden en nederbukken, laat ons knielen voor den HEERE, 4Die ons gemaakt heeft.
Verhardt uw hart niet, dgelijk te Meríba, gelijk ten dage 7van Massa in de woestijn;
8Waar Mij uw vaders verzochten, eMij beproefden, ook 9Mijn werk zagen.
fVeertig jaar heb Ik verdriet gehad 10aan dit geslacht, en heb gezegd: Zij zijn een volk, 11dwalende van hart; en 12zij kennen 13Mijn wegen niet.
Daarom heb Ik in Mijn toorn gezworen: 14Zo zij 15in Mijn rust zullen ingaan!