HET *BOEK DERPSALMEN
PSALM 86.
David in grote zwarigheid vervallen zijnde, neemt met het gebed zijn toevlucht tot zijn goedertieren en almachtigen God, Hem biddende om genadige verlossing uit dezelve, tot zijn troost en tot schande zijner vijanden, belovende God dankbaarheid daarvoor te bewijzen.
EEN1 gebed van David.
HEERE, neig Uw oor, verhoor mij; want ik ben ellendig en nooddruftig.
Bewaar mijn ziel, want ik ben Uw 2gunstgenoot; o Gij, mijn God, verlos 3Uw knecht, die op U betrouwt.
Zijt mij genadig, HEERE, want ik roep tot U den gansen dag.
Verheug de ziel Uws knechts; want 4tot U, Heere, verhef ik mijn ziel.
Want Gij, HEERE, zijt goed en 5gaarne vergevende, en van grote goedertierenheid allen die U aanroepen.
HEERE, neem mijn gebed ter ore, en merk op de stem mijner smekingen.
aIn den dag mijner benauwdheid roep ik U aan, want Gij verhoort mij.
6Onder de goden is niemand U gelijk, Heere, en ber zijn geen gelijk Uw werken.
Al de heidenen, Heere, die Gij gemaakt hebt, 7zullen komen en zullen zich voor Uw aanschijn nederbuigen, en Uw Naam eren.
Want Gij zijt groot en doet wonderwerken; Gij alleen zijt God.
Heere mijn God, ik zal U met mijn ganse hart loven, en ik zal Uw Naam eren in eeuwigheid;
Want Uw goedertierenheid is groot over mij; en Gij hebt 11mijn ziel uit 12het onderste des grafs uitgerukt.
O God, dde hovaardigen staan tegen mij op, en de vergaderingen der tirannen zoeken mijn ziel; en 13zij stellen U niet voor hun ogen.
Wend U tot mij en zijt mij genadig, 16geef Uw knecht Uw sterkte, en verlos 17den zoon Uwer dienstmaagd.
Doe aan mij een teken 18ten goede, opdat het mijn haters zien en beschaamd worden, 19als Gij, HEERE, mij geholpen en mij getroost zult hebben.