HET *BOEK DERPSALMEN
PSALM 54.
David van de Zifieten bij Saul verraden zijnde, bidt God om bescherming en rechtvaardige straf van zijn vijanden, met vertrouwen van verhoring en belofte van dankbaarheid.
EEN 1onderwijzing van David, voor den opperzangmeester, op 2Neginôth;
aAls de Zifieten gekomen waren en tot Saul gezegd hadden: 3Verbergt zich David niet bij ons?
O God, verlos mij door Uw 4Naam, en doe mij 5recht door Uw macht.
O God, hoor mijn gebed; neig de oren tot de redenen mijns monds.
Want 6vreemden staan tegen mij op en tirannen 7zoeken mijn ziel; bzij 8stellen God niet voor hun ogen. 9Sela.
Zie, God is mij een Helper; de Heere is 10onder degenen die mijn ziel ondersteunen.
Hij zal dit kwaad mijn verspieders vergelden; roei hen uit 11door Uw waarheid.
Ik zal U met 12vrijwilligheid offeren; ik zal Uw Naam, o HEERE, loven, c13want hij is goed.
Want Hij heeft mij gered uit alle benauwdheid, en mijn oog heeft gezien 14op mijn vijanden.