HET *BOEK DERPSALMEN
PSALM 120.
Een gebed tegen de kwade tongen of valse lasteraars; mitsgaders een klacht van den psalmist, dat hij noodzakelijk met de boze mensen moest omgaan.
EEN lied 1Hammaäloth.
Ik heb tot den HEERE geroepen in mijn benauwdheid, en 2Hij heeft mij verhoord.
aO HEERE, red 3mijn ziel van de valse lippen, van de bedrieglijke tong.
4Wat zal u de bedrieglijke tong geven, of wat zal zij u toevoegen?
b5Scherpe pijlen eens machtigen, mitsgaders 6gloeiende 7jeneverkolen.
O wee mij, dat ik een vreemdeling ben 8in Mesech, dat ik in de tenten 9Kedars woon.
10Mijn ziel heeft lang gewoond 11bij degenen die den vrede haten.
12Ik ben vreedzaam; maar 13als ik spreek, zij zijn aan den oorlog.