HET *BOEK DERPSALMEN
PSALM 116.
De profeet verklaart zijn liefde tot God vanwege de grote en menigvuldige genaden en weldaden hem bewezen door hem te verlossen uit dodelijke benauwdheden, biddende om voortaan te mogen behouden worden, met belofte God den Heere daarvoor te zullen prijzen.
IK1 heb lief, want de HEERE hoort mijn stem, mijn smekingen.
Want Hij neigt Zijn oor tot mij; dies zal ik Hem 2in mijn dagen aanroepen.
3De abanden 4des doods hadden mij omvangen, en 5de angsten der hel hadden mij 6getroffen; ik vond benauwdheid en droefenis.
Maar ik riep den Naam des HEEREN aan, zeggende: Och HEERE, bevrijd 7mijn ziel.
De HEERE is genadig en 8rechtvaardig; en onze God is ontfermende.
De HEERE bewaart 9de eenvoudigen; ik was 10uitgeteerd, doch Hij heeft mij verlost.
Mijn ziel, keer weder tot uw rust, want de bHEERE heeft aan u 11welgedaan.
Want Gij, HEERE, hebt 12mijn ziel gered van den dood, mijn ogen van tranen, mijn voet van aanstoot.
Ik zal wandelen voor het aangezicht des HEEREN, in de landen 13der levenden.
14Ik cheb geloofd, 15daarom 16sprak ik; ik ben zeer bedrukt geweest.
Ik zeide 17in mijn haasten: 18Alle dmensen zijn leugenaars.
19Wat zal ik den HEERE 20vergelden voor al Zijn weldaden aan mij bewezen?
Ik zal den beker 21der verlossingen opnemen, en den Naam des HEEREN aanroepen.
22Mijn geloften zal ik den HEERE betalen, nu, 23in de tegenwoordigheid van al Zijn volk.
24Kostelijk is in de ogen des HEEREN de dood Zijner 25gunstgenoten.
Och HEERE, 26zekerlijk ik ben Uw knecht, ik ben Uw knecht, 27een zoon Uwer dienstmaagd; Gij hebt 28mijn banden 29losgemaakt.
Ik zal U offeren 30een offerande van dankzegging, en den Naam des HEEREN aanroepen.
31Ik zal mijn geloften den HEERE betalen, nu, in de tegenwoordigheid van al Zijn volk,
In 32de voorhoven van het huis des HEEREN, in het midden van u, o Jeruzalem. Hallelujah.