HET *BOEK DERPSALMEN

PSALM 110.

In dezen psalm (zijnde een kort begrip van het ganse Evangelie) spreekt David van de beroeping van Jezus Christus tot het geestelijke Koninkrijk Zijner gemeente en Zijn eeuwig Priesterdom; tegelijk stelt hij voor ogen de geweldige overwinning over Zijn vijanden en Zijn triomf over dezelve.

Profetie van Christus' regering
1

EEN psalm van David.
1De HEERE heeft 2tot mijn Heere 3gesproken: 4Zit tot Mijn rechterhand, 5totdat Ik Uw vijanden gezet zal hebben tot een voetbank Uwer voeten.

2

6De HEERE zal 7den scepter 8Uwer sterkte 9zenden 10uit Sion, zeggende: 11Heers in het midden 12Uwer vijanden.

3

13Uw volk zal zeer gewillig zijn 14op den dag Uwer heirkracht, 15in heilige sieradiën; 16uit de baarmoeder des dageraads zal U de dauw Uwer jeugd zijn.

4

De 17HEERE heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen: 18Gij zijt 19Priester in aeeuwigheid, 20naar de ordening van Melchizédek.

5

21De Heere is aan Uw rechterhand; 22Hij zal 23koningen 24verslaan 25ten dage Zijns toorns.

6

26Hij zal recht doen onder de heidenen; bHij zal het 27vol dode lichamen maken; Hij zal verslaan 28dengene die het hoofd is over een groot land.

b Openb. 14:14, enz.; 16:14, enz.; 20:8, enz.
7

29Hij zal op den weg uit de beek drinken; daarom zal 30Hij het hoofd omhoogheffen.