HET *BOEK DERPSALMEN

PSALM 1.

Beschrijving van den wandel en de gelukzaligheid der vromen, en daartegenover van den aard en ellendigen staat der goddelozen.

Tweeërlei weg
1

WELGELUKZALIG 1is de 2man adie niet wandelt 3in den raad der 4goddelozen, noch staat op den 5weg der 6zondaren, noch zit in het 7gestoelte der spotters.

2

bMaar zijn lust is in des HEEREN 8wet, en hij 9overdenkt Zijn wet dag en 10nacht.

b Deut. 6:6, enz.; 17:19. Joz. 1:8. Ps. 119:1, enz.
3

Want hij zal zijn als een cboom, geplant aan 11waterbeken, die zijn vrucht geeft op 12zijn tijd en welks 13blad niet afvalt; en al wat 14hij doet, zal 15wel gelukken.

4

16Alzo zijn de goddelozen niet, maar als dhet kaf dat de wind heendrijft.

5

Daarom zullen de goddelozen niet 17bestaan in het gericht, noch de zondaars in de vergadering der rechtvaardigen.

6

Want de HEERE 18kent den weg der rechtvaardigen, maar de weg der goddelozen zal vergaan.