APOCALYPSIS, OFDE OPENBARINGVAN JOHANNESVAN JOHANNES *THEOLOGUS
HOOFDSTUK 9.
1 De vijfde engel bazuint, en een ster valt uit den hemel, die den sleutel des afgronds heeft. 2 Waaruit rook voortkomt als eens ovens. 3 En uit den rook komen sprinkhanen, welke de mensen steken die het zegel Gods niet hebben. 7 Dezer sprinkhanen gedaante en uitrusting wordt beschreven. 11 En de naam huns konings Abaddon. 13 Hierna bazuint de zesde engel; waarop de vier engelen aan den Eufraat ontbonden worden, en een grote menigte van ruiters te voorschijn komen, die het derde deel der mensen doden. 20 Na welk alles de mensen zich nog niet bekeren van hun afgoderij en andere zonden.
EN de vijfde engel heeft gebazuind, en 1ik zag een ster, gevallen uit den hemel op de aarde, en haar werd gegeven 2de sleutel van aden put des afgronds.
En zij heeft den put des afgronds geopend; en er is 3rook opgegaan uit den put, als rook eens groten ovens; 4en de zon en de lucht is verduisterd geworden van den rook des puts.
En 5uit den rook kwamen sprinkhanen op de aarde, en hun werd macht gegeven, gelijk de schorpioenen der aarde macht hebben.
En hun werd gezegd 6dat zij het gras der aarde niet zouden bbeschadigen, noch enige groente, noch enigen boom, dan de mensen alleen 7die chet zegel Gods aan hun voorhoofden niet hebben.
En hun werd macht gegeven, niet dat zij hen zouden doden, maar dat zij zouden van hen 8gepijnigd worden 9vijf maanden; en hun pijniging was als de pijniging 10van een schorpioen, wanneer hij een mens gestoken heeft.
dEn in die dagen zullen de mensen 11den dood zoeken, en zullen dien niet vinden; en zij zullen begeren te sterven, en de dood zal van hen vlieden.
eEn 12de gedaanten der sprinkhanen waren den paarden gelijk, die tot den oorlog bereid zijn; en op hun hoofden waren als kronen, het goud gelijk, en hun aangezichten als aangezichten van mensen.
En zij hadden haar als haar der vrouwen, en hun tanden waren als tanden der leeuwen.
En zij hadden borstwapenen als ijzeren borstwapenen; en het gedruis hunner vleugelen was als een gedruis der wagens, wanneer vele paarden naar den strijd lopen.
En zij hadden staarten den schorpioenen gelijk, en er waren angels in hun staarten; en hun macht was de mensen te beschadigen vijf maanden.
En zij hadden over zich tot een koning fden engel des afgronds; zijn naam was in het Hebreeuws 13Abáddon, en in de Griekse taal had hij den naam Apóllyon.
gHet ene wee 14is weggegaan; zie, er komen nog twee weeën na dezen.
En de zesde engel heeft gebazuind, en ik hoorde een stem 15uit de vier hoornen van het gouden altaar dat voor God was,
Zeggende tot den zesden engel, die de bazuin had: h16Ontbind de vier engelen, 17die gebonden zijn bij de grote rivier Eufraat.
En de vier engelen zijn ontbonden geworden, welke bereid waren tegen de ure en dag en maand en jaar, opdat zij 18het derde deel der mensen zouden doden.
En het getal van de heirlegers 19der ruiterij was 20tweemaal tienduizenden der tienduizenden; 21en ik hoorde hun getal.
En ik zag alzo de paarden in dit gezicht, en die daarop zaten, hebbende 22vurige en hemelsblauwe en sulfervervige borstwapenen; en de hoofden der paarden waren als 23hoofden van leeuwen, en uit hun monden ging uit 24vuur en rook en sulfer.
Door deze drie werd het derde deel der mensen gedood, namelijk door het vuur en door den rook en door het sulfer, dat uit hun monden uitging.
Want hun macht is in hun mond en 25in hun staarten; want hun staarten zijn 26den slangen gelijk, en hebben hoofden, en beschadigen met dezelve.
En de overige mensen, die niet gedood zijn 27door deze plagen, hebben zich niet bekeerd van 28de werken hunner handen, dat zij niet zouden 29aanbidden de duivelen, ien de gouden en zilveren en koperen en stenen en houten 30afgoden, 31die noch zien kunnen, noch horen, noch wandelen;
En hebben zich ook niet bekeerd van hun 32doodslagen, noch van hun 33venijngevingen, noch van hun 34hoererij, noch van hun 35dieverijen.