APOCALYPSIS, OFDE OPENBARINGVAN JOHANNESVAN JOHANNES *THEOLOGUS

HOOFDSTUK 10.

1 Nadat de plagen verhaald zijn die onder de zesde bazuin de christenheid uit het oosten en westen zouden overkomen, zo wordt nu in dit hoofdstuk verhaald hetgeen tot troost der gemeente onder dezelve bazuin nog zou volgen. En vooreerst wordt een Engel gezien van den hemel afkomende in grote heerlijkheid, met een open boeksken in de hand. 3 Die met een grote stem roept, waarop zeven donderslagen volgen. 5 En zweert bij Dien Die in eeuwigheid leeft, dat er geen tijd meer zou zijn nadat de zevende bazuin zou gebazuind hebben. 8 Geeft daarna het open boeksken aan den apostel om op te eten. 10 Hetwelk wel zoet was in den mond, maar bitter in den buik. 11 Daarna verklaart Hij aan den apostel dat hij wederom moest profeteren.

De Engel met het boeksken
1

EN ik zag 1een anderen sterken Engel afkomende van den hemel, Die 2bekleed was met een wolk; en 3een regenboog was boven Zijn hoofd, en Zijn aangezicht was als ade zon, en Zijn voeten waren als bpilaren van vuur.

2

En Hij had in Zijn hand 4een boeksken dat geopend was; en Hij zette 5Zijn rechtervoet op de zee, en den linker op de aarde.

3

En 6Hij riep met een grote stem, gelijkerwijs een leeuw brult; en als Hij geroepen had, 7spraken de zeven donderslagen hun stemmen.

4

En toen de zeven donderslagen hun stemmen gesproken hadden, zo zou ik ze geschreven hebben; en ik hoorde een stem uit den hemel, die tot mij zeide: c8Verzegel hetgeen de zeven donderslagen gesproken hebben, 9en schrijf dat niet.

5

dEn de Engel Dien ik zag staan op de zee en op de aarde, 10hief Zijn hand op naar den hemel;

6

En Hij zwoer bij Dien Die leeft in alle eeuwigheid, Die den hemel geschapen heeft en hetgeen daarin is, en de aarde en hetgeen daarin is, en de zee en hetgeen daarin is, edat er 11geen tijd meer zal zijn;

7

Maar 12in de dagen der stem des zevenden engels, wanneer hij bazuinen zal, 13zo zal de verborgenheid Gods vervuld worden, gelijk Hij Zijn dienstknechten, den profeten, verkondigd heeft.

8

En de stem die ik gehoord had uit den hemel, sprak wederom met mij en zeide: Ga heen, 14neem het boeksken dat geopend en in de hand is des Engels Die op de zee en op de aarde staat.

9

En ik ging heen tot den Engel, zeggende tot Hem: Geef mij dat boeksken. En Hij zeide tot mij: fNeem dat en 15eet het op; en het zal uw buik bitter maken, maar in uw mond zal het zoet zijn als honing.

f Ez. 3:1.
10

En ik nam dat boeksken uit de hand des Engels, en ik at dat op; en het was 16in mijn mond zoet als honing, en als ik het gegeten had, werd mijn buik bitter.

11

En Hij zeide tot mij: 17Gij moet wederom profeteren voor vele volken en natiën en talen en koningen.