DE PROFEETMALEÁCHI
HOOFDSTUK 4.
Profetie van den ondergang der goddelozen, vs. 1. Maar de godzaligen troost Hij met de verschijning van de Zon der gerechtigheid, 2. Daarom vermaant Hij al het volk tot ware boete en bekering, en tot onderhouding der wet, hun door Mozes gegeven, 4. Hij spreekt wederom van de zending van Johannes den Doper en van de kracht zijner predicatiën.
WANT* zie, 1die dag komt, brandende als een oven; dan zullen alle hoogmoedigen en al wie goddeloosheid doet, aeen stoppel zijn, en de toekomstige dag zal hen in vlam zetten, zegt de HEERE der heirscharen, 2Die hun noch wortel noch tak laten zal.
Ulieden daarentegen die Mijn Naam vreest, zal 3de Zon der gerechtigheid opgaan, en er zal 4genezing zijn onder 5Zijn vleugelen; en gij zult 6uitgaan, en 7toenemen als mestkalveren.
En gij zult de goddelozen 8vertreden, want zij zullen 9as worden onder 10de zolen uwer voeten, 11te dien dage dien Ik maken zal, zegt de HEERE der heirscharen.
12bGedenkt der wet van Mozes, Mijn knecht, die Ik hem bevolen heb 13op Horeb 14aan gans Israël, der inzettingen en rechten.
Zie, Ik zend ulieden 15den profeet cElía, eer dat 16die grote en die 17vreselijke dag des HEEREN komen zal.
18En hij zal het hart der vaders tot de kinderen 19wederbrengen, en het hart der kinderen tot hun vaders, opdat Ik niet kome en 20de aarde 21met den ban sla.
Einde van den profeet MALEÁCHI.