HET HEILIG EVANGELIE,naar de beschrijving van*LUKAS
HOOFDSTUK 1.
1 De voorrede van Lukas over zijn Evangelie. 5 Zacharias' en Elisabets geslacht en leven. 8 Een engel verschijnt Zacharias in den tempel. 13 Welke hem voorzegt de ontvangenis en geboorte van Johannes, wiens ambt hij beschrijft. 18 Zacharias zulks niet gelovende, wordt daarover gestraft met stomheid voor een tijd. 24 Elisabet wordt bevrucht. 26 De engel Gabriël boodschapt de maagd Maria, dat zij den Zone Gods ontvangen en baren zal. 39 Zij reist daarna tot Elisabet, welke haar met blijdschap ontvangt en zalig prijst. 46 Maria dankt den Heere met een lofzang. 57 Elisabet baart haar zoon. 59 Dewelke besneden en Johannes genaamd wordt. 64 Zacharias wordt wederom sprekende, en zingt den Heere een lofzang, profeterende van het ambt van Christus en van Zijn voorloper Johannes. 80 Die in de woestijn opwast, en wordt sterk in den geest.
NADEMAAL 1velen ter hand genomen hebben om in orde te stellen een verhaal van de dingen die 2onder ons volkomen zekerheid hebben,
Gelijk ons overgeleverd hebben 3die van den beginne zelven aanschouwers en dienaars 4des Woords geweest zijn;
Zo heeft het ook mij goed gedacht, hebbende alles 5van voren aan naarstiglijk 6onderzocht, vervolgens aan u te schrijven, 7voortreffelijke 8Theófilus;
Opdat gij moogt kennen de zekerheid der dingen waarvan gij 9onderwezen zijt.
In 10de dagen van 11Herodes, den koning van Judéa, was een zeker priester, met name Zacharías, avan de 12dagorde van Abía; en zijn vrouw was uit de dochteren Aärons, en haar naam Elisabet.
En zij waren beiden rechtvaardig 13voor God, wandelende in al de geboden en rechten des Heeren 14onberispelijk.
En zij hadden geen kind, omdat Elisabet onvruchtbaar was en zij beiden ver op hun dagen gekomen waren.
En het geschiedde dat, als hij 15het priesterambt bediende voor God in de beurt zijner dagorde,
Naar de gewoonte der priesterlijke bediening, hem te lote was gevallen bdat hij zou ingaan in den tempel des Heeren om te creukofferen.
En al de menigte des volks was 16buiten biddende ter ure des reukoffers.
En van hem werd gezien een engel des Heeren, staande ter rechterzijde van het 17altaar des reukoffers.
En Zacharías hem ziende, werd ontroerd, en vreze is op hem gevallen.
Maar de engel zeide tot hem: Vrees niet, Zacharías, want uw gebed is verhoord, en uw vrouw Elisabet zal u een zoon baren, en dgij zult zijn naam heten 18Johannes.
En u zal blijdschap en verheuging zijn, en velen ezullen zich over zijn geboorte verblijden.
Want hij zal 19groot zijn voor den Heere; fnoch 20wijn noch sterken drank zal hij drinken, en hij zal met den Heiligen Geest vervuld worden, ook van zijner moeders lijf aan.
En hij gzal velen der kinderen Israëls bekeren tot den Heere hun God.
En hhij zal voor Hem heen gaan 21in den geest en kracht van Elía, i22om te bekeren de harten der vaderen tot de kinderen, en de ongehoorzamen tot de voorzichtigheid der rechtvaardigen, om den Heere te bereiden een 23toegerust volk.
En Zacharías zeide tot den engel: Waarbij zal ik dat weten? Want kik ben oud, en mijn vrouw is ver op haar dagen gekomen.
En de engel antwoordde en zeide tot hem: Ik ben Gabriël, die voor God 24sta, en ben uitgezonden om tot u te spreken en u deze dingen te 25verkondigen.
En zie, gij zult zwijgen en niet kunnen spreken, tot op den dag dat deze dingen geschied zullen zijn; om dies wil dat gij mijn woorden niet geloofd hebt, welke vervuld zullen worden op hun tijd.
En het volk 26was wachtende op Zacharías, en zij waren verwonderd dat hij zo lang vertoefde in den tempel.
En als hij uitkwam, kon hij tot hen niet spreken; en zij bekenden dat hij een gezicht in den tempel gezien had. En hij wenkte hun toe en bleef stom.
En het geschiedde als de dagen zijner bediening 27vervuld waren, dat hij naar zijn huis ging.
En na die dagen werd Elisabet, zijn vrouw, 28bevrucht; en zij verborg zich 29vijf maanden, zeggende:
Alzo heeft mij de Heere gedaan, in de dagen in welke Hij mij aangezien heeft om lmijn 30versmaadheid onder de mensen weg te nemen.
En in de 31zesde maand werd de engel Gabriël van God gezonden naar een stad in Galiléa, genaamd Nazareth;
mTot een maagd die ondertrouwd was met een man wiens naam was Jozef, uit het 32huis Davids; en de naam der maagd was Maria.
En de engel tot haar ingekomen zijnde, zeide: Wees gegroet, gij 33begenadigde; de Heere is met u, gij zijt 34gezegend onder de vrouwen.
En als zij hem zag, werd zij zeer ontroerd over dit zijn woord en overlegde hoedanig deze groetenis mocht zijn.
En de engel zeide tot haar: Vrees niet, Maria, want gij hebt genade bij God gevonden.
nEn zie, gij zult 35bevrucht worden en een Zoon baren, en zult Zijn oNaam heten 36JEZUS.
pDeze zal groot zijn en de Zoon des Allerhoogsten 37genaamd worden; en qGod de Heere zal Hem 38den troon Zijns 39vaders Davids geven;
En Maria zeide tot den engel: 42Hoe zal dat wezen, dewijl ik geen man beken?
En de engel antwoordende zeide tot haar: De Heilige Geest zal 43over u komen, en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom ook, dat 44Heilige, Dat uit u geboren zal worden, zal 45Gods Zoon genaamd worden.
En zie, Elisabet, 46uw nicht, is ook zelve bevrucht met een zoon in haar ouderdom; en deze maand is haar, die onvruchtbaar genaamd was, de zesde.
sWant 47geen ding zal bij God onmogelijk zijn.
En Maria zeide: Zie, de dienstmaagd des Heeren; mij geschiede naar uw woord. En de engel ging weg van haar.
En Maria 48opgestaan zijnde in diezelve dagen, reisde met haast naar het gebergte, in 49een stad van Juda;
En kwam in het huis van Zacharías en groette Elisabet.
En het geschiedde als Elisabet de groetenis van Maria hoorde, 50zo sprong het kindeken op in haar buik; en Elisabet werd vervuld met den Heiligen Geest;
En riep uit met grote stem, en zeide: Gezegend zijt gij onder de vrouwen, en gezegend is de Vrucht uws buiks.
En vanwaar komt mij dit, dat de moeder mijns Heeren tot mij komt?
Want zie, als de stem uwer groetenis in mijn oren geschiedde, zo sprong het kindeken van vreugde op in mijn buik.
tEn zalig is zij die geloofd heeft; want de dingen die haar 51van den Heere gezegd zijn, zullen volbracht worden.
En Maria zeide: Mijn ziel 52maakt groot den Heere,
En mijn geest verheugt zich in God mijn Zaligmaker;
Omdat Hij 53de nederheid Zijner dienstmaagd heeft aangezien; want zie, van nu aan zullen mij zalig spreken al de geslachten.
Want grote dingen heeft aan mij gedaan Hij Die machtig is, en heilig is Zijn Naam.
vEn Zijn barmhartigheid is 54van geslacht tot geslacht over degenen die Hem vrezen.
xHij heeft 55een krachtig werk gedaan 56door Zijn arm; yHij heeft 57verstrooid de hoogmoedigen in de gedachten hunner harten.
Hij heeft machtigen van de tronen afgetrokken, en znederigen heeft Hij verhoogd.
aHongerigen heeft Hij met goederen vervuld, en rijken heeft Hij ledig weggezonden.
bHij heeft Israël, Zijn knecht, 58opgenomen, opdat Hij gedachtig ware der barmhartigheid,
(Gelijk Hij gesproken heeft tot onze vaderen, namelijk ctot Abraham en zijn zaad) in der eeuwigheid.
En Maria bleef bij haar omtrent drie maanden, en keerde weder tot haar huis.
En de tijd van Elisabet werd vervuld, dat zij baren zou, en zij baarde een zoon.
En het geschiedde dat zij op den eachtsten dag kwamen om het kindeken te besnijden, en 60noemden het Zacharías, naar den naam zijns vaders.
En zijn moeder antwoordde en zeide: Niet alzo, maar fhij zal Johannes heten.
En zij zeiden tot haar: Er is niemand in uw 61maagschap, die met dien naam genaamd wordt.
En zij wenkten zijn vader, hoe hij wilde dat hij genaamd zou worden.
En als hij 62een schrijftafeltje geëist had, schreef hij, zeggende: Johannes is zijn naam. En zij verwonderden zich allen.
En terstond werd zijn mond geopend en zijn tong losgemaakt; en hij sprak, God 63lovende.
En er kwam vrees over allen die rondom hen woonden; en in het gehele gebergte van Judéa werd veel gesproken van al deze 64dingen.
En allen die het hoorden, 65namen het ter harte, zeggende: Wat zal toch dit kindeken wezen? En 66de hand des Heeren was met hem.
En Zacharías, zijn vader, werd vervuld met den Heiligen Geest en profeteerde, zeggende:
67Geloofd zij de Heere, de God Israëls, want Hij heeft 68bezocht en verlossing teweeggebracht Zijnen volke;
gEn heeft 69een Hoorn der zaligheid ons opgericht in het huis van David, Zijn knecht;
hGelijk Hij gesproken heeft door den mond Zijner heilige profeten, die 70van het begin der wereld geweest zijn;
Namelijk een verlossing van onze vijanden en van de hand van al degenen die ons haten;
Opdat Hij barmhartigheid deed aan onze vaderen, en 71gedachtig ware aan Zijn heilig verbond,
iEn 72aan den eed dien Hij Abraham, onzen vader, gezworen heeft, om ons te geven,
kDat wij, verlost zijnde uit de hand onzer vijanden, Hem dienen zouden zonder vrees,
lIn heiligheid en gerechtigheid voor Hem, al de dagen onzes levens.
nOm Zijn volk kennis der zaligheid te geven, 74in vergeving hunner zonden,
Door de 75innerlijke bewegingen der barmhartigheid onzes Gods, met welke ons bezocht heeft 76de oOpgang uit de hoogte;
qEn het kindeken wies op en werd gesterkt 78in den geest, en was in de woestijnen tot den dag 79zijner vertoning aan Israël.