DE PROFEETJONA
HOOFDSTUK 2.
Het gebed van Jona, vs. 1, enz. De vis spuwt Jona, op Gods bevel, aan land, 10.
EN Jona bad tot den HEERE zijn God, uit het ingewand van den vis.
En hij 1zeide: aIk 2riep 3uit mijn benauwdheid tot den HEERE, en Hij antwoordde mij; uit den buik des 4grafs schreide ik, en Gij hoordet mijn stem.
Want 5Gij hadt mij geworpen in de diepte, in het 6hart der zeeën, en de stroom omving mij; al Uw bbaren en Uw golven gingen over mij heen.
En ik 7zeide: Ik ben 8uitgestoten van voor Uw ogen; nochtans zal ik den 9tempel Uwer heiligheid 10weder aanschouwen.
De wateren hadden mij omgeven tot de 11ziel toe, de afgrond omving mij; het 12wier was aan mijn hoofd gebonden.
Ik was nedergedaald tot de 13gronden der bergen. De 14grendelen der aarde waren om mij heen 15in eeuwigheid; maar Gij hebt mijn leven uit het 16verderf opgevoerd, o HEERE mijn God.
Als mijn ziel in mij 17overstelpt was, 18dacht ik aan den HEERE; en mijn gebed 19kwam tot U in den 20tempel Uwer heiligheid.
Die de 21valse ijdelheden onderhouden, 22verlaten hunlieder weldadigheid.
De HEERE nu 26sprak tot den vis, en hij spuwde Jona uit op het 27droge.