DE 1ALGEMENE ZENDBRIEF VAN 2DEN APOSTEL3JAKOBUS
HOOFDSTUK 1.
1 Na het opschrift, 2 Vermaant de apostel de verstrooide gelovige Joden lijdzamelijk te verdragen de beproevingen door het kruis. 3 Om de vruchten die daaruit voortkomen. 5 En die deze wijsheid niet hebben om zulks te doen, leert hij dezelve van God te bidden. 6 Doch met geloof, alzo zij anders die niet zullen verkrijgen. 9 Troost de vernederden. 10 Vermaant de rijken tot nederigheid, om de ongestadigheid der rijkdommen en des levens. 13 Leert dat als iemand verzocht wordt tot zonde, zulks niet komt van God, maar van zijn eigen begeerlijkheid, die de zonde ontvangt en baart. 17 Dat van God alle goed komt, en inzonderheid de wedergeboorte. 20 Vermaant tot lankmoedigheid. 21 En zachtmoedigheid. 22 En Gods Woord niet alleen te horen, maar ook te doen, alzo het anderszins tevergeefs gehoord wordt. 23 Hetwelk hij verklaart met de gelijkenis van een die zich spiegelt. 26 Eindelijk leert hij dat de oefening der rechte religie meest bestaat in het bedwingen van zijn tong, 27 In liefde te oefenen, voornamelijk jegens weduwen en wezen, en in heiliglijk te leven.
JAKOBUS,1 2een dienstknecht van God en van den Heere JEZUS CHRISTUS, aan 3de twaalf stammen adie in 4de verstrooiing zijn: 5Zaligheid.
bAcht het voor 6grote vreugde, mijne broeders, wanneer gij in velerlei 7verzoekingen 8valt;
c9Wetende dat 10de beproeving uws geloofs 11lijdzaamheid werkt.
Doch de lijdzaamheid hebbe 12een volmaakt werk, opdat gij moogt 13volmaakt zijn en 14geheel oprecht, 15in geen ding 16gebrekkelijk.
dEn 17indien iemand van u 18wijsheid ontbreekt, dat hij ze van God begere, Die 19een iegelijk 20mildelijk geeft, en 21niet verwijt; en 22ezij zal hem gegeven worden.
Maar dat hij ze begere 23in geloof, 24niet twijfelende; want die twijfelt, is een baar der zee gelijk, die van den wind gedreven en op en neder geworpen wordt.
Want 25die mens mene niet dat hij iets ontvangen zal van den Heere.
26Een dubbelhartig man 27is 28ongestadig 29in al zijn wegen.
Maar de broeder 30die nederig is, 31roeme in zijn 32hoogheid;
En 33de rijke 34in zijn vernedering; want 35hij zal als een bloem van het gras voorbijgaan.
fWant 36de zon is opgegaan met de hitte, en heeft het gras dor gemaakt, en zijn bloem is afgevallen, en de schone gedaante haars aanschijns is vergaan; alzo zal ook 37de rijke 38in zijn wegen 39verwelken.
gZalig is de man die 40verzoeking 41verdraagt; want als hij 42beproefd zal geweest zijn, zal hij h43de kroon des levens 44ontvangen, welke de Heere ibeloofd heeft dengenen 45die Hem liefhebben.
Niemand, 46als hij verzocht wordt, 47zegge: Ik word van God verzocht. Want God 48kan niet verzocht worden met het kwade, en Hij Zelf 49verzoekt niemand.
Maar een iegelijk 50wordt verzocht 51als hij van zijn eigen begeerlijkheid 52afgetrokken en 53verlokt wordt.
Daarna de begeerlijkheid, 54ontvangen hebbende, 55baart zonde; en de zonde 56voleindigd zijnde, 57baart 58den dood.
59Dwaalt niet, mijn geliefde broeders.
kAlle goede gave en alle 60volmaakte gift is 61van boven, van den 62Vader der lichten afkomende, lbij Welken 63geen verandering is of 64schaduw van 65omkering.
m66Naar Zijn wil heeft Hij ons 67gebaard door 68het Woord der waarheid, opdat wij zouden zijn als 69eerstelingen 70Zijner schepselen.
Zo dan, mijn geliefde broeders, neen iegelijk mens zij ras 71om te horen, traag om 72te spreken, traag tot toorn;
Want de toorn des mans 73werkt Gods gerechtigheid niet.
oDaarom, 74afgelegd hebbende alle 75vuiligheid en 76overvloed van boosheid, 77ontvangt met zachtmoedigheid 78het Woord 79dat in u geplant wordt, hetwelk uw zielen 80kan zalig maken.
pEn zijt 81daders des Woords, en niet alleen hoorders, uzelven 82met valse overlegging bedriegende.
qWant zo iemand een hoorder is des Woords en niet een dader, die is een man gelijk, welke 83zijn aangeboren aangezicht bemerkt in 84een spiegel;
Want hij heeft zichzelven bemerkt, en is weggegaan, en heeft terstond vergeten hoedanig hij was.
rMaar 85die inziet 86in de volmaakte wet, 87die der vrijheid is, en 88daarbij blijft, deze geen vergetelijk hoorder geworden zijnde, maar een dader des werks, deze, zeg ik, zal gelukzalig zijn 89in dit zijn doen.
sIndien iemand onder u 90dunkt dat hij godsdienstig is, en 91zijn tong niet in toom houdt, maar 92zijn hart verleidt, dezes 93godsdienst is ijdel.
De zuivere en onbevlekte godsdienst 94voor God en den Vader is deze: 95wezen en weduwen 96bezoeken in hun verdrukking, en zichzelven 97onbesmet bewaren 98van de wereld.