DE PROFEETAMOS

HOOFDSTUK 8.

Door het gezicht van een korf met zomervruchten wordt afgebeeld, dat Israëls einde was nakende, vs. 1, enz. Om de onderdrukking der armen, goddeloze gierigheid, bedrieglijken koophandel, schenderij en afgodisch zweren, 4, enz. (insgelijks 14). Zweert God Israël de uiterste algemene ruïnering en rouw, 7. Met troosteloosheid, vanwege gebrek van Zijn woord, 11.

De korf met zomervruchten
1

DE Heere HEERE deed mij aldus 1zien; en zie, een 2korf met zomervruchten.

2

En Hij zeide: Wat ziet gij, Amos? En ik zeide: Een korf met zomervruchten. Toen zeide de HEERE tot mij: Het 3einde is gekomen over Mijn volk Israël; Ik zal het voortaan niet meer 4voorbijgaan.

3

Maar de gezangen des 5tempels zullen 6te dien dage huilen, spreekt de Heere HEERE; vele dode lichamen zullen er zijn, in alle 7plaatsen zal 8men ze stilzwijgend wegwerpen.

Honger naar het woord des HEEREN
4

Hoort dit, gij die 9den nooddruftige 10opslokt, en dat om te 11vernielen de 12ellendigen des lands,

5

Zeggende: Wanneer zal 13de nieuwe maan overgaan, dat wij leeftocht mogen verkopen? En de sabbat, dat wij 14koren mogen openen? Verkleinende de 15efa, en den 16sikkel vergrotende, en 17verkeerdelijk handelende amet bedrieglijke weegschalen;

6

Dat wij de armen voor bgeld mogen 18kopen, en den nooddruftige om een paar schoenen; 19dan zullen wij 20het kaf van het koren verkopen.

7

De HEERE heeft gezworen bij Jakobs 21Heerlijkheid: 22Zo Ik 23al hun werken in eeuwigheid zal vergeten!

8

24Zou het land hierover niet beroerd worden, en al wie daarin woont treuren? Ja, 25het zal geheel oprijzen als een 26rivier, en het zal heen en weder 27gedreven en verdronken worden, als door de 28rivier van Egypte.

9

En het zal te dien dage geschieden, spreekt de Heere HEERE, dat Ik de zon op den 29middag zal doen 30ondergaan, en het land bij 31lichten dag verduisteren.

10

En Ik zal uw feesten in rouw, en al uw liederen in weeklage veranderen, en op alle lendenen een 32zak en op alle hoofd 33kaalheid opbrengen; en Ik zal het 34land stellen in rouw, als er is over een enigen zoon, en 35deszelfs einde als een bitteren dag.

11

Zie, de dagen komen, spreekt de Heere HEERE, dat Ik een honger 36in het land zal zenden; niet een honger naar brood, noch dorst naar water, maar om te horen de 37woorden des HEEREN.

12

En zij zullen zwerven van zee tot zee, en van het noorden tot het 38oosten; zij zullen omlopen om het woord des HEEREN te zoeken, maar zullen het niet vinden.

13

Te dien dage zullen de schone jonkvrouwen en de jongelingen van dorst 39versmachten;

14

Die daar zweren bij de 40schuld van Samaría, en zeggen: Zo waarachtig als uw god 41van Dan leeft, en de 42weg van cBerséba leeft. En zij zullen vallen en niet weder 43opstaan.