PROVERBIADE SPREUKENSPREUKENVAN SÁLOMOVAN SÁLOMO

HOOFDSTUK 21.

Des konings hart in Gods hand, vs. 1. Eigen goeddunken en het wegen der harten, 2. Gerechtigheid en offer, 3, 27. Hoogmoed en bedrijf der goddelozen, 4, 24. Vlijtigheid en haasten naar goed, 5. Onrechtvaardige rijkdom, 6. Goddelozen, 7, 10, 12, 15, 18, 27, 29. Verdorvenheid en zuivering des mensen, 8. Kijfachtige vrouw, 9, 19. Tucht, 11. Onbarmhartigheid tegen armen, 13. Giften en geschenken, 14. Rechtvaardigen, rechtzinnigen, weldadigen, 15, 18, 21, 26, 29. Wijsheid, verstand en raad, 16, 20, 22, 30. Wellust, 17. Tong, 23. Luiheid, 25. Gierigheid, 26. Valse getuigen, 28. Onwederstandelijkheid van Gods raad en werken, 30. Victorie, 31.

Gods leidende hand
1

DES konings hart is 1in de hand des HEEREN, als 2waterbeken; Hij neigt het tot al wat Hij wil.

2

a3Alle weg des mensen is recht in zijn ogen, maar de HEERE weegt de 4harten.

3

b5Gerechtigheid en recht te doen is bij den HEERE uitgelezener dan offer.

4

6Hoogheid der ogen en 7trotsheid des harten en de 8ploeging der goddelozen zijn zonde.

5

cDe gedachten des vlijtigen zijn 9alleen 10tot overschot; maar van eenieder 11die haastig is, alleen tot gebrek.

6

d12Te arbeiden om schatten met een 13valse tong, is een 14voortgedreven ijdelheid dergenen 15die den dood zoeken.

7

De 16verwoesting der goddelozen 17zal hen doorsnijden, omdat zij weigeren 18recht te doen.

8

De weg des mensen is 19gans verkeerd en 20vreemd, maar 21het werk des zuiveren is recht.

9

eHet is beter te wonen op een hoek van 22het dak dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een 23huis van gezelschap.

10

De ziel des goddelozen begeert 24het kwaad; 25zijn naaste krijgt geen genade in zijn ogen.

11

fAls men den spotter 26straft, wordt de slechte wijs; en als men den wijze 27onderricht, 28neemt hij wetenschap aan.

12

De rechtvaardige 29let verstandiglijk op des goddelozen huis, als God de goddelozen 30in het kwaad stort.

13

Die zijn oor stopt voor het 31geschrei des armen, die zal ook 32roepen en niet verhoord worden.

14

gEen gift 33in het verborgen 34houdt den toorn onder, en een geschenk 35in den schoot de sterke grimmigheid.

15

Het is den rechtvaardige een blijdschap 36recht te doen, maar voor de werkers 37der ongerechtigheid is het 38verschrikking.

16

Een mens die van den weg des verstands afdwaalt, zal in de gemeente der 39doden 40rusten.

17

Die 41blijdschap liefheeft, die zal 42gebrek lijden; die 43wijn en olie liefheeft, zal niet rijk worden.

18

h44De goddeloze is een 45rantsoen voor den rechtvaardige, en de trouweloze voor de oprechten.

19

iHet is beter te wonen in 46een woest land dan bij een 47zeer kijfachtige en toornige huisvrouw.

20

In des wijzen woning is een gewenste 48schat en olie, maar een zot mens verslindt zulks.

21

Die 49rechtvaardigheid en 50weldadigheid najaagt, zal het leven, 51rechtvaardigheid en eer vinden.

22

52De wijze 53beklimt de stad der geweldigen, en werpt de 54sterkte haars vertrouwens neder.

23

k55Die zijn mond en zijn tong bewaart, bewaart zijn ziel van benauwdheden.

24

56Die een hovaardig pocher is, 57zijn naam is spotter; 58hij gaat met hovaardige verbolgenheid te werk.

25

De 59begeerte des luiaards zal 60hem doden, want zijn handen weigeren te werken.

26

Den gansen dag begeert hij 61begeerlijke dingen, maar lde rechtvaardige 62zal geven en niet inhouden.

27

mHet offer der goddelozen is een gruwel; hoeveel te meer als zij het met een 63schandelijk voornemen brengen!

28

n64Een leugenachtig getuige zal vergaan, en een man 65die hoort, zal spreken 66tot overwinning.

n Spr. 19:5, 9.
29

Een goddeloos man 67sterkt zich in zijn aangezicht; maar de oprechte, 68die maakt zijn weg vast.

30

Er is geen wijsheid en er is geen verstand en er is geen raad 69tegen den HEERE.

31

oHet 70paard wordt bereid tegen den dag des strijds, maar de 71overwinning 72is des HEEREN.