HET *BOEK DERPSALMEN
PSALM 99.
In dezen psalm wordt gesproken van de macht des Heeren, mitsgaders van Zijn gerechtigheid en goedertierenheid over Zijn volk; met een vermaning, door het voorbeeld van Mozes en Aäron, om God in Zijn gemeente te loven.
DE HEERE 1regeert, 2dat de volken beven; 3Hij zit tussen de cherubs; de aarde 4bewege zich.
De HEERE is 5groot 6in Sion, en Hij is hoog boven alle volken.
Dat zij Uw groten en vreselijken Naam loven, die heilig is;
En 7de sterkte 8des Konings, Die het recht liefheeft. 9Gij hebt 10billijkheden bevestigd, Gij hebt recht en gerechtigheid gedaan 11in Jakob.
Verheft den HEERE onzen God, en buigt u neder 12voor de voetbank Zijner voeten; 13Hij is heilig.
14Mozes en Aäron waren onder 15Zijn priesters, en Samuël onder de aanroepers Zijns Naams; 16zij riepen tot den HEERE en Hij verhoorde hen.
Hij sprak 17tot hen in een wolkkolom; 18zij hebben 19Zijn getuigenissen onderhouden, en de inzettingen die Hij hun gegeven had.
O HEERE onze God, Gij hebt hen verhoord, Gij zijt hun geweest 20een vergevend God, hoewel wraak doende over 21hun 22daden.
23Verheft den HEERE onzen God, en buigt u 24voor den berg Zijner heiligheid; want de HEERE onze God is heilig.