HET *BOEK DERPSALMEN
PSALM 8.
David verheft op het hoogste Gods majesteit, almacht en wonderbare regering; inzonderheid Zijn onbegrijpelijke goedertierenheid en genade aan den ellendigen mens, in den Messias Jezus Christus.
EEN psalm van David, voor den 1opperzangmeester, op de 2Gittith.
O HEERE, onze Heere, hoe 3heerlijk is Uw 4Naam op de ganse aarde! Gij, Die Uw majesteit gesteld hebt 5boven de hemelen.
Uit aden mond der 6kinderkens en der 7zuigelingen hebt Gij 8sterkte 9gegrondvest om Uwer 10tegenpartijen wil; om den vijand en 11wraakgierige te doen 12ophouden.
13Als ik Uw hemel aanzie, het werk Uwer 14vingeren, de maan en de sterren, die Gij bereid 15hebt:
En hebt hem 19een 20weinig minder gemaakt dan de 21engelen, en hebt hem met eer en heerlijkheid gekroond?
Gij doet hem heersen over de werken Uwer handen; cGij hebt 22alles onder zijn voeten gezet:
23Schapen en 24ossen, die alle; ook mede de 25dieren des velds,
26Het gevogelte des 27hemels en de vissen der zee; hetgeen de paden der 28zeeën doorwandelt.
O HEERE, onze Heere, 29hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde!