HET *BOEK DERPSALMEN
PSALM 112.
Een lof der godzaligen, die een belofte hebben des tegenwoordigen en des toekomenden levens, en welker voorspoed den goddelozen een hartzeer is.
Gimel. 2Zijn zaad zal geweldig zijn op aarde; Daleth. het geslacht der oprechten zal gezegend worden.
He. In zijn huis zal have en rijkdom wezen; Vau. en 3zijn gerechtigheid bestaat in eeuwigheid.
Zain. Den oprechten gaat 4het licht op in de duisternis; Cheth. 5Hij is genadig en barmhartig en rechtvaardig.
Teth. 6Wel dien man die zich ontfermt en uitleent; Jod. 7hij beschikt zijn zaken met recht.
Caph. Zekerlijk, hij zal in der eeuwigheid 8niet wankelen; Lamed. de rechtvaardige zal in eeuwige gedachtenis 9zijn.
Mem. Hij zal voor 10geen kwaad gerucht vrezen; Nun. zijn hart 11is vast, betrouwende op den HEERE.
Samech. Zijn hart welondersteund zijnde, zal niet vrezen; Ain. totdat hij 12op zijn wederpartijen zie.
Pe. 13Hij strooit uit, hij geeft den nooddruftigen; Tsade. 14zijn gerechtigheid bestaat in eeuwigheid; Koph. 15zijn hoorn zal verhoogd worden in ere.
Resch. De goddeloze zal het zien en hij zal zich vertoornen; Schin. hij zal met zijn tanden knersen en smelten. Thau. 16De wens der goddelozen zal vergaan.