HET VIERDE BOEK VANMOZES,GENAAMDNUMERI

HOOFDSTUK 27.

De dochters van Zelafead verzoeken erve onder de broeders van haar vader, vs. 1, enz. God staat haar verzoek toe, 5. En maakt bij deze gelegenheid een burgerlijke wet van het recht der successie in enige erve, 8. Mozes van God bevel ontvangen hebbende, dat hij van een berg het land Kanaän aanschouwen zou, om daarna te sterven, zonder in het land te komen, 12. Met aanwijzing van de reden ervan, 14. Bidt den HEERE dat Hij het volk een vroom leidsman in zijn plaats wil geven, 15. God beveelt hiertoe Jozua te verkiezen en in zijn ambt voor het volk met de oplegging der handen te bevestigen, 18. Hetwelk van Mozes gedaan wordt, 22.

Het erfrecht
1

TOEN naderden ade dochters van Zeláfead, den zoon van Hefer, den zoon van Gilead, den zoon van Machir, den zoon van Manasse, onder de 1geslachten van Manasse, den zoon van Jozef (en dit zijn de namen 2zijner dochters: Machla, Noa en Hogla en Milka en Tirza);

2

En zij stonden voor het aangezicht van Mozes en voor het aangezicht van Eleázar, den priester, en voor het aangezicht van de oversten en van de ganse vergadering, aan de deur van de tent der samenkomst, zeggende:

3

Onze vader bis gestorven in de woestijn, cen hij is 3niet geweest in het midden van de vergadering dergenen die zich tegen den HEERE 4vergaderd hebben in de vergadering van Korach; maar hij is 5in zijn zonde gestorven en had geen zonen.

4

Waarom zou de naam onzes vaders uit het midden van zijn geslacht 6weggenomen worden, omdat hij geen zoon heeft? Geef ons een bezitting in het midden der broederen van onzen vader.

5

En Mozes bracht haar 7rechtszaak voor 8het aangezicht des HEEREN.

6

En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende:

7

De dochters van Zeláfead spreken recht; dgij zult haar 9ganselijk geven de bezitting ener erfenis in het midden van de broeders haars vaders; en gij zult de erfenis haars vaders op haar doen komen.

8

En tot de kinderen Israëls zult gij spreken, zeggende: Wanneer iemand sterft en geen zoon heeft, zo zult gij zijn erfenis op zijn dochter doen komen.

9

En indien hij geen dochter heeft, zo zult gij zijn 10erfenis aan zijn broederen geven.

10

Indien hij nu geen broederen heeft, zo zult gij zijn erfenis aan de broederen zijns vaders geven.

11

Indien ook zijn vader geen broederen heeft, zo zult gij zijn erfenis geven aan zijn naastbestaande die hem de naaste van 11zijn geslacht is, dat hij het erfelijk bezitte. Dit zal den kinderen Israëls tot een inzetting 12des rechts zijn, gelijk als de HEERE Mozes geboden heeft.

Jozua wordt Mozes' opvolger
12

eDaarna zeide de HEERE tot Mozes: Klim op dezen berg 13Abárim, en zie dat land hetwelk Ik den kinderen Israëls gegeven heb.

13

Wanneer gij dat gezien zult hebben, dan zult gij 14tot uw volken verzameld worden, gij ook, gelijk fals uw broeder Aäron verzameld geworden is;

14

gNaardien gijlieden Mijn mond wederspannig zijt geweest in de woestijn 15Zin, in de twisting der vergadering, hom Mij aan de wateren voor hun ogen te 16heiligen. Dat zijn de wateren van 17Meríba, van Kades in de woestijn Zin.

15

Toen sprak Mozes tot den HEERE, zeggende:

16

Dat de HEERE, i18de God der geesten van alle vlees, een man stelle over deze vergadering,

17

Die 19voor hun aangezicht uitga en die voor hun aangezicht inga, en die hen 20uitleide en die hen inleide; kopdat de vergadering des HEEREN niet zij als schapen die geen herder hebben.

18

Toen zeide de HEERE tot Mozes: lNeem tot u Jozua, den zoon van Nun, een man min wien 21de Geest is; en 22leg uw hand op hem,

19

En stel hem voor het aangezicht van Eleázar, den priester, en voor het aangezicht der ganse vergadering, en geef hem 23bevel voor hun ogen,

20

En 24leg op hem van uw 25heerlijkheid, opdat zij 26horen, te weten de ganse vergadering der kinderen Israëls.

21

En hij zal voor het aangezicht van Eleázar, den priester, staan, die voor hem raad vragen zal nnaar de wijze 27van Urim, voor het aangezicht des HEEREN; 28naar zijn mond zullen zij uitgaan en naar zijn mond zullen zij ingaan, hij, en al de kinderen Israëls met hem, en de ganse vergadering.

22

En Mozes deed gelijk als de HEERE hem geboden had; want hij nam Jozua en stelde hem voor het aangezicht van Eleázar, den priester, en voor het aangezicht der ganse vergadering.

23

En 29hij legde zijn handen op hem en gaf hem bevel, gelijk als de HEERE door 30den dienst van Mozes gesproken had.