DE PROFEETMICHA

HOOFDSTUK 5.

Profetie van de geboorte van onzen Heiland Jezus Christus te Bethlehem en de bekering der heidenen, vs. 1, enz. Van Zijn Koninklijk weiden en regeren, en de macht en middelen Zijner kerk tegen haar vijanden, 4. Van den wonderbaarlijken wasdom, vreselijkheid, victorieusheid, verzekerdheid en heiligheid der kerk, en Gods wraak over de ongehoorzamen, 7.

De Messías en Zijn Rijk
1

EN 1gij a2Bethlehem Efratha, 3zijt gij klein om te wezen onder de 4duizenden van Juda? 5Uit u zal 6Mij voortkomen 7Die een Heerser zal zijn in Israël en Wiens 8uitgangen zijn 9vanouds, van de dagen der eeuwigheid.

2

Daarom zal 10Hij 11henlieden 12overgeven tot den tijd toe dat zij die 13baren zal, gebaard hebbe; dan zullen 14de overigen 15Zijner broederen zich bekeren 16met de kinderen Israëls.

3

En 17Hij zal 18staan, en zal 19weiden in de kracht des 20HEEREN, in de hoogheid van den Naam des HEEREN Zijns Gods; en 21zij zullen wonen, 22want 23nu zal Hij groot 24zijn tot aan de einden der aarde.

4

En Deze zal 25Vrede zijn; 26wanneer Assur in ons land zal komen, en wanneer hij in onze paleizen zal treden, zo zullen wij tegen hem 27stellen 28zeven 29herders en acht 30vorsten 31uit de mensen.

5

Die zullen het land van Assur afweiden met het zwaard, en het land van 32Nimrod in deszelfs 33ingangen. Alzo zal 34Hij ons redden van Assur, wanneer dezelve in ons land zal komen, en wanneer hij in onze landpale zal treden.

6

En Jakobs overblijfsel zal zijn in het midden van vele volken, als een 35dauw van den HEERE, als droppelen op het kruid, dat naar 36geen man wacht, noch mensenkinderen verbeidt.

7

Ja, het overblijfsel Jakobs zal zijn onder de heidenen, in het midden van vele volken, als een 37leeuw onder de beesten des wouds, als een jonge leeuw onder de schaapskudden; dewelke, wanneer hij doorgaat, zo vertreedt en 38verscheurt hij, dat niemand redde.

8

Uw 39hand zal verhoogd zijn boven uw wederpartijders, en 40al uw vijanden zullen uitgeroeid worden.

9

En het zal te dien dage geschieden, spreekt de HEERE, dat Ik uw b41paarden uit het midden van u zal uitroeien, en Ik zal uw wagens verdoen.

10

En Ik zal de steden uws lands uitroeien, en Ik zal al uw vestingen afbreken.

11

En Ik zal de toverijen uit uw hand uitroeien, en gij zult geen 42guichelaars hebben.

12

En Ik zal uw gesneden beelden en uw opgerichte beelden uit het midden van u uitroeien, dat gij u niet meer zult nederbuigen voor het 43werk uwer handen.

13

Voorts zal Ik uw 44bossen uit het midden van u uitroeien, en Ik zal uw steden verdelgen.

14

En Ik zal in toorn en in grimmigheid wraak doen aan de heidenen, die niet 45horen.