HET HEILIG *EVANGELIE, naar de beschrijving van^MATTHÉÜS

HOOFDSTUK 13.

1 Christus stelt Zijn toehoorders voor verscheidene gelijkenissen, waarvan de eerste is van een zaaier, wiens zaad op verscheidene plaatsen valt. 10 Verklaart Zijn discipelen de oorzaak, waarom Hij in gelijkenissen spreekt. 18 Legt Zijn discipelen dezelve gelijkenis uit. 24 Voegt daarbij de gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe. 31 Van het mosterdzaad. 33 Van den zuurdesem. 36 Legt uit de gelijkenis van het onkruid. 44 Doet daarbij de gelijkenis van den verborgen schat. 45 Van den koopman die parelen zoekt. 47 Van het visnet. 52 Van een schriftgeleerde die uit zijn schat nieuw en oud voortbrengt. 54 Komt in Zijn vaderland, waar Hij niet veel geacht wordt.

De zaaier
1

ENa te dien dage Jezus uit het huis gegaan zijnde, zat bij de 1zee.

2

En tot Hem vergaderden vele scharen, zodat Hij bin een schip ging en nederzat; en al de schare stond op den oever.

3

En Hij sprak tot hen vele dingen door 2gelijkenissen, zeggende: Zie, een zaaier ging uit om te zaaien.

4

En als hij zaaide, viel een deel van het zaad bij den weg; en de vogels kwamen en aten datzelve op.

5

En een ander deel viel op steenachtige plaatsen, waar het niet veel aarde had; en het 3ging terstond op, omdat het geen diepte van aarde had;

6

Maar als de zon opgegaan was, zo is het verbrand geworden, en omdat het geen wortel had, is het verdord.

7

En een ander deel viel in de doornen; en de doornen 4wiesen op en verstikten hetzelve.

8

En een ander deel viel in de goede aarde, en gaf vrucht, het een honderd-, het ander zestig-, en het ander dertigvoud.

9

5Wie oren heeft om te horen, die hore.

Waarom Jezus door gelijkenissen sprak
10

cEn de discipelen tot Hem komende, zeiden tot Hem: Waarom spreekt Gij tot hen door gelijkenissen?

11

En Hij antwoordende zeide tot hen: dOmdat het u 6gegeven is de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen te weten, maar edien is het 7niet gegeven.

12

fWant wie 8heeft, dien zal gegeven worden, en hij zal overvloediglijk hebben; maar wie niet heeft, van dien zal genomen worden ook 9wat hij heeft.

13

Daarom spreek Ik tot hen door gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien, en horende niet horen, noch ook verstaan.

14

En in hen wordt de profetie van Jesaja 10vervuld, die zegt: 11gMet het gehoor zult gij horen en geenszins verstaan; en ziende zult gij zien en geenszins bemerken.

15

Want het hart dezes volks is 12dik geworden, en zij hebben met de oren zwaarlijk gehoord, en hun ogen hebben zij toegedaan; opdat zij niet te eniger tijd met de ogen zouden zien, en met de oren horen, en met het hart verstaan, en zich bekeren, en Ik hen geneze.

16

hDoch uw ogen zijn 13zalig, omdat zij zien, en uw oren, omdat zij horen.

17

Want voorwaar Ik zeg u, idat vele profeten en rechtvaardigen hebben begeerd te zien de dingen 14die gij ziet, en hebben ze niet gezien; en te horen de dingen die gij hoort, en hebben ze niet gehoord.

Verklaring van de gelijkenis van den zaaier
18

kGij dan, hoort de gelijkenis van den zaaier.

19

Als iemand 15dat Woord des lKoninkrijks hoort en niet verstaat, zo komt 16de boze en rukt weg hetgeen in zijn hart gezaaid was; deze 17is degene die bij den weg 18bezaaid is.

20

Maar die in steenachtige plaatsen bezaaid is, deze is degene die het Woord hoort en dat terstond met 19vreugde ontvangt;

21

Doch hij heeft 20geen wortel in zichzelven, maar is voor een tijd; en als verdrukking of vervolging komt om des Woords wil, zo wordt hij terstond geërgerd.

22

mEn die in de doornen bezaaid is, deze is degene die het Woord hoort; en de zorgvuldigheid dezer wereld en de verleiding des rijkdoms 21verstikt het Woord, en het 22wordt onvruchtbaar.

23

Die nu in de 23goede aarde bezaaid is, deze is degene die het Woord hoort en verstaat, die ook 24vrucht draagt en voortbrengt, de een honderd-, de ander zestig-, en de ander dertigvoud.

Het onkruid tussen de tarwe
24

Een andere gelijkenis heeft Hij hun voorgesteld, zeggende: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk een mens die goed zaad zaaide in zijn akker.

25

En als de mensen sliepen, kwam zijn vijand en zaaide 25onkruid midden in de tarwe, en ging weg.

26

Toen het nu tot kruid opgeschoten was en vrucht voortbracht, toen openbaarde zich ook het onkruid.

27

En de dienstknechten van den heer des huizes gingen en zeiden tot hem: Heere, hebt gij niet goed zaad in uw akker gezaaid? Vanwaar heeft hij dan dit onkruid?

28

En hij zeide tot hen: Een vijandig mens heeft dat gedaan. En de dienstknechten zeiden tot hem: Wilt gij dan dat wij heengaan en datzelve vergaderen?

29

Maar hij zeide: Neen, opdat gij het onkruid vergaderende, ook mogelijk met hetzelve de tarwe niet 26uittrekt.

30

27Laat ze beide tezamen opwassen tot den oogst, en in den tijd van den oogst zal ik tot de maaiers zeggen: Vergadert eerst het onkruid en bindt het in bussels, om hetzelve te verbranden; nmaar brengt de tarwe tezamen in mijn schuur.

Het mosterdzaad. De zuurdesem
31

28Een andere gelijkenis heeft Hij hun voorgesteld, zeggende: oHet Koninkrijk der hemelen is gelijk het mosterdzaad, hetwelk een mens heeft genomen en in zijn akker gezaaid;

32

Hetwelk wel het minste is onder al de zaden, maar wanneer het opgewassen is, dan is het het meeste van de moeskruiden, en het wordt een boom, alzo dat de vogelen des hemels komen en nestelen in zijn takken.

33

Een andere gelijkenis sprak Hij tot hen, zeggende: pHet Koninkrijk der hemelen is gelijk een zuurdesem, welken een vrouw nam en verborg in drie 29maten meel, totdat het geheel gezuurd was.

34

qAl deze dingen heeft Jezus tot de scharen gesproken door gelijkenissen, en 30zonder gelijkenis sprak Hij tot hen niet;

35

Opdat vervuld zou worden wat gesproken is door den profeet, zeggende: rIk zal Mijn mond opendoen door gelijkenissen; Ik zal 31voortbrengen dingen die 32verborgen waren van de grondlegging der wereld.

Verklaring van de gelijkenis van het onkruid
36

Toen nu Jezus de scharen van Zich gelaten had, ging Hij naar huis. En Zijn discipelen kwamen tot Hem, zeggende: Verklaar ons de gelijkenis van het onkruid des akkers.

37

En Hij antwoordende zeide tot hen: Die het goede zaad zaait, is 33de Zoon des mensen;

38

En de akker is de wereld; en het goede zaad zijn 34de kinderen des Koninkrijks; en het onkruid zijn de kinderen des bozen;

39

En de vijand die hetzelve gezaaid heeft, is de duivel; en sde oogst is de voleinding der wereld; en de maaiers zijn de engelen.

40

Gelijkerwijs dan het onkruid vergaderd en met vuur verbrand wordt, alzo zal het ook zijn in de voleinding dezer wereld.

41

De Zoon des mensen zal Zijn engelen uitzenden, en zij zullen uit Zijn Koninkrijk vergaderen al 35de ergernissen en degenen die de ongerechtigheid doen,

42

En zullen dezelve in den 36vurigen oven werpen; tdaar zal wening zijn en knersing der tanden.

43

vDan zullen de rechtvaardigen blinken gelijk de zon, in het Koninkrijk huns Vaders. Die oren heeft om te horen, die hore.

De schat in den akker. De parel van grote waarde
44

37Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk een schat, in den akker verborgen, welken een mens gevonden hebbende, verborg dien, en van blijdschap over denzelven xgaat hij heen en verkoopt al wat hij heeft, en koopt dienzelven akker.

45

Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk een koopman die schone parelen zoekt;

46

Dewelke hebbende één parel van grote waarde gevonden, ging heen en verkocht al wat hij had, en kocht dezelve.

Het visnet
47

Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk een net, geworpen in de zee, en dat allerlei soorten van vissen samenbrengt;

48

Hetwelk, wanneer het vol geworden is, de vissers aan den oever optrekken, en nederzittende lezen het goede uit in hun vaten, maar het kwade werpen zij weg.

49

Alzo zal het in de voleinding der eeuwen wezen; de engelen zullen 38uitgaan en de bozen uit het midden der rechtvaardigen afscheiden,

50

En zullen dezelve in den 39vurigen oven werpen; ydaar zal zijn wening en knersing der tanden.

y vers 42.
51

En Jezus zeide tot hen: Hebt gij dit alles verstaan? Zij zeiden tot Hem: Ja Heere.

52

En Hij zeide tot hen: Daarom, een iegelijk schriftgeleerde, 40in het Koninkrijk der hemelen onderwezen, is gelijk een heer des huizes, die uit zijn 41schat nieuwe en oude dingen voortbrengt.

Jezus in Nazareth verworpen
53

zEn het is geschied, als Jezus deze gelijkenissen geëindigd had, vertrok Hij vandaar.

54

En gekomen zijnde in Zijn 42vaderland, leerde Hij hen in hun synagoge, zodat zij zich ontzetten en zeiden: aVanwaar komt Dezen die wijsheid en die krachten?

55

bIs Deze niet de Zoon des 43timmermans? En is Zijn moeder niet genaamd Maria, en Zijn 44broeders Jakobus en Joses, en Simon en Judas?

56

En Zijn zusters, zijn zij niet allen bij ons? Vanwaar komt dan Dezen dit alles?

57

En zij werden aan Hem geërgerd. Maar Jezus zeide tot hen: cEen profeet is niet ongeëerd dan in zijn vaderland en in zijn huis.

58

En Hij heeft aldaar niet vele krachten gedaan 45vanwege hun ongeloof.