HET HEILIG EVANGELIE,naar de beschrijving van*MARKUS

HOOFDSTUK 13.

1 Christus voorzegt de verwoesting des tempels en der stad Jeruzalem. 5 Daarbij voegende de zwarigheden en tekenen, die voor en omtrent dezelve zouden geschieden. 10 En vertroost tussenbeide de Zijnen met den gelukkigen voortgang des Evangelies en met den bijstand des Heiligen Geestes, hen vermanende tot volstandigheid. 14 Hij wijst hen op de profetie van Daniël, en raadt hun intijds te vluchten, om die grote ellende te ontgaan. 21 Waarschuwt tegen de verleiding en wonderen der valse christussen en profeten. 24 Beschrijft verder de tekenen van het einde der wereld en Zijn toekomst ten oordeel, waarvan de dag alleen den Vader bekend is. 33 En vermaant daarom tot gestadig waken en bidden.

De tekenen van het einde der wereld
1

EN als Hij auit den tempel 1ging, zeide een van Zijn discipelen tot Hem: Meester, zie, 2hoedanige stenen en hoedanige gebouwen!

2

En Jezus antwoordende zeide tot hem: Ziet gij deze grote gebouwen? bEr zal niet een 3steen op den anderen steen gelaten worden, die niet 4afgebroken zal worden.

3

cEn als Hij gezeten was op den Olijfberg, tegenover den tempel, vraagden Hem Petrus en Jakobus en Johannes en Andréas 5alleen:

4

dZeg ons, wanneer zullen 6deze dingen zijn? En welk is het teken wanneer deze dingen alle voleindigd zullen worden?

5

En Jezus hun antwoordende, begon te zeggen: eZiet toe dat niemand u verleide.

6

Want velen zullen komen f7onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de Christus, en zullen velen verleiden.

7

En wanneer gij zult horen van oorlogen en geruchten van oorlogen, zo wordt niet verschrikt; want dit moet geschieden; maar nog is het einde niet.

8

gWant het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk; en er zullen aardbevingen zijn 8in verscheidene plaatsen, en er zullen hongersnoden wezen en beroerten. Deze dingen zijn maar beginselen der smarten.

9

hMaar 9ziet gij voor uzelven toe; want zij zullen u overleveren in de 10raadsvergaderingen en in de synagogen; gij zult geslagen worden, en voor stadhouders en koningen zult gij gesteld worden om Mijnentwil, hun tot een getuigenis.

10

En het Evangelie moet eerst gepredikt worden onder al de volken.

11

iDoch wanneer zij u leiden zullen om u over te leveren, 11zo zijt tevoren niet bezorgd wat gij spreken zult, en bedenkt het niet; maar zo wat u in die ure gegeven zal worden, spreekt dat; want gij zijt het niet die spreekt, maar 12de Heilige Geest.

12

kEn de ene broeder zal den anderen broeder overleveren tot den dood, en de vader het kind; en de kinderen zullen opstaan tegen de ouders en zullen hen 13doden.

13

En gij zult gehaat worden van 14allen om Mijns Naams wil; lmaar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden.

De grote verdrukking
14

mWanneer gij dan zult zien den 15gruwel der verwoesting, waarvan door den profeet nDaniël gesproken is, staande 16waar het niet behoort (die het leest, die merke daarop), oalsdan die in Judéa zijn, dat zij vlieden op de bergen.

15

En die op 17het dak is, kome niet af in het huis, en ga niet in om iets uit zijn huis weg te nemen.

16

En die 18op den akker is, kere niet weder 19terug om zijn kleed te nemen.

17

Maar wee den bevruchten en den zogenden vrouwen in die dagen.

18

Doch bidt dat uw vlucht niet geschiede des winters.

19

Want 20die dagen zullen zulke verdrukking zijn, welker gelijke niet geweest is van het begin 21der schepselen, die God geschapen heeft, tot nu toe, en ook niet zijn zal.

20

En indien de Heere de dagen niet 22verkort had, geen vlees zou behouden worden; maar om der uitverkorenen wil, die Hij heeft uitverkoren, heeft Hij de dagen verkort.

Christus' wederkomst
21

pEn alsdan zo iemand tot ulieden zal zeggen: Zie, hier is de Christus; of: Zie, Hij is daar; gelooft het niet.

22

qWant er zullen valse christussen en valse profeten opstaan, en zullen tekenen en wonderen 23doen, om te verleiden, indien het mogelijk ware, ook de uitverkorenen.

23

Maar gijlieden, ziet toe; zie, Ik heb u alles voorzegd.

24

rMaar in die dagen, 24na die verdrukking, zal de zon verduisterd worden, en de maan zal haar schijnsel niet geven.

25

En de sterren des hemels zullen daaruit vallen, en de krachten die in de hemelen zijn, zullen 25bewogen worden.

26

sEn alsdan zullen 26zij den Zoon des mensen zien, komende in de wolken met 27grote kracht en heerlijkheid.

27

En alsdan zal Hij Zijn engelen uitzenden en zal Zijn uitverkorenen bijeenvergaderen 28uit de vier winden, van het uiterste der aarde tot het uiterste des hemels.

De uitspruitende vijgenboom
28

tEn leert van den vijgenboom deze gelijkenis: Wanneer nu zijn tak 29teer wordt en de bladeren uitspruiten, zo weet gij dat de zomer nabij is.

29

Alzo ook gij, wanneer gij deze dingen zult zien geschieden, zo weet dat 30het nabij, voor de deur is.

30

Voorwaar Ik zeg u, dat 31dit geslacht niet zal 32voorbijgaan, totdat al deze dingen zullen geschied zijn.

31

vDe hemel en de aarde zullen 33voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins 34voorbijgaan.

Aansporing tot waakzaamheid
32

xMaar van dien dag en die ure weet niemand, noch de engelen die in den hemel zijn, 35noch de Zoon, dan de Vader.

33

yZiet toe, waakt en bidt; want gij weet niet wanneer de tijd is.

34

36Gelijk een mens buitenslands reizende, zijn huis verliet, en zijn dienstknechten 37macht gaf en elk zijn werk, en den deurwachter gebood dat hij zou waken.

35

Zo waakt dan (want gij weet niet wanneer de heer des huizes komen zal, des avonds laat of te middernacht of met het hanengekraai of in den morgenstond),

36

Opdat hij niet onvoorziens kome en u slapende vinde.

37

En hetgeen Ik 38u zeg, dat zeg Ik allen: Waakt.