HET HEILIG EVANGELIE,naar de beschrijving van*LUKAS
HOOFDSTUK 2.
1 Christus wordt te Bethlehem geboren. 8 En Zijn geboorte door een engel aan de herders bekendgemaakt. 13 Waarover de hemelse heirscharen met een lofzang God prijzen. 15 De herders gaan naar Bethlehem om het Kind te zien, en verbreid hebbende hetgeen hun daarvan gezegd was, keren wederom. 21 Het Kindeken wordt besneden en JEZUS genaamd. 22 Den Heere in den tempel voorgesteld. 25 Alwaar Hem Simeon ontvangt in zijn armen, en na een lofzang van Hem profeteert. 36 Desgelijks doet ook Anna, de profetes. 41 Christus twaalf jaren oud zijnde, reist met Zijn ouders naar Jeruzalem. 45 Wordt van hen gevonden in den tempel onder de leraars. 51 Keert wederom naar Nazareth, en is Zijn ouders onderdanig, en neemt toe in wijsheid, grootte en genade.
EN het geschiedde 1in diezelve dagen, dat er een gebod uitging van den keizer 2Augustus, dat 3de gehele wereld 4beschreven zou worden.
Deze 5eerste beschrijving geschiedde als 6Cyrénius over Syrië stadhouder was.
En zij gingen allen om beschreven te worden, een iegelijk naar 7zijn eigen stad.
En Jozef ging ook op, van Galiléa, uit de stad Nazareth, naar Judéa, atot de stad Davids, die b8Bethlehem genaamd wordt (omdat hij uit het chuis en geslacht Davids was),
Om beschreven te worden met Maria, zijn 9ondertrouwde vrouw, welke bevrucht was.
En het geschiedde als zij daar waren, dat de dagen vervuld werden dat zij baren zou.
En zij dbaarde haar 10eerstgeboren Zoon en wond Hem in 11doeken en legde Hem neder in de kribbe, omdat voor henlieden geen plaats was in de herberg.
En er waren herders in diezelve landstreek, zich houdende in het veld, en hielden de nachtwacht over hun kudde.
En zie, een engel des Heeren 12stond bij hen, en de 13heerlijkheid des Heeren omscheen hen, en zij vreesden met grote vreze.
En de engel zeide tot hen: Vreest niet, want zie, ik 14verkondig u grote blijdschap, die 15al den volke wezen zal;
Namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker, Welke is 16Christus de Heere, in de stad Davids.
En dit zal u 17het teken zijn: Gij zult het Kindeken vinden in doeken gewonden en liggende in de kribbe.
En van stonden aan was daar met den engel eeen menigte des hemelsen 18heirlegers, prijzende God en zeggende:
19Ere zij God in de hoogste hemelen, fen 20vrede op aarde, in de mensen 21een welbehagen.
En het geschiedde als de engelen van hen 22weggevaren waren naar den hemel, dat 23de herders tot elkander zeiden: Laat ons dan heengaan tot Bethlehem en laat ons zien 24het woord dat er geschied is, hetwelk de Heere ons heeft kond gedaan.
En zij kwamen met haast en vonden Maria en Jozef, en het Kindeken liggende in de kribbe.
En als zij Het gezien hadden, maakten zij alom bekend het woord dat hun van dit Kindeken gezegd was.
En allen die het hoorden, verwonderden zich over hetgeen hun gezegd werd van de herders.
Doch Maria bewaarde deze woorden alle tezamen, 25overleggende die in haar hart.
En de herders keerden weder, verheerlijkende en prijzende God over alles wat zij gehoord en gezien hadden, gelijk tot hen gesproken was.
En als gacht dagen 26vervuld waren, dat men het Kindeken besnijden zou, zo werd Zijn hNaam genaamd 27JEZUS, welke genaamd was van den engel, eer Hij in het lichaam ontvangen was.
En als de dagen 28harer ireiniging vervuld waren, naar 29de wet van Mozes, brachten zij Hem te Jeruzalem, opdat zij Hem den Heere voorstelden
En opdat zij offerande gaven naar hetgeen dat in de 32wet des Heeren gezegd is, leen paar tortelduiven of twee jonge duiven.
En zie, er was een mens te Jeruzalem, wiens naam was Simeon; en deze mens was rechtvaardig en godvrezend, verwachtende de vertroosting Israëls; en 33de Heilige Geest was op hem.
En hem was een Goddelijke openbaring gedaan door den Heiligen Geest, dat hij den dood 34niet zien zou, eer hij den Christus des Heeren zou zien.
En hij kwam door den Geest in den tempel. En als de ouders het Kindeken Jezus inbrachten, om 35naar de gewoonte der wet met Hem te doen,
Zo nam hij Hetzelve in zijn armen en 36loofde God en zeide:
Nu m37laat Gij, Heere, Uw dienstknecht gaan in vrede, naar Uw woord;
Want mijn ogen hebben 38Uw nZaligheid gezien,
oDie Gij bereid hebt voor het aangezicht van 39al de volken:
pEen Licht tot 40verlichting der heidenen en tot heerlijkheid van Uw volk Israël.
En Jozef en Zijn moeder verwonderden zich over hetgeen dat van Hem gezegd werd.
En Simeon zegende henlieden en zeide tot Maria, Zijn moeder: Zie, qDeze wordt 41gezet tot een val en opstanding van velen in Israël, en tot 42een teken rdat wedersproken zal worden
(En ook 43een zwaard zal door uws zelfs ziel gaan), opdat de 44gedachten uit vele harten geopenbaard worden.
En er was Anna, een profetes, een dochter van Fanuël, uit den stam van Aser. Deze was 45tot groten ouderdom gekomen, welke met haar man zeven jaren had geleefd van haar maagdom af.
En zij was een weduwe van omtrent vier en tachtig jaren, dewelke 46niet week uit den tempel, met vasten en bidden God sdienende nacht en dag.
En deze te dierzelver ure daarbij komende, heeft insgelijks den Heere 47beleden, en sprak van Hem tot allen die 48de verlossing in Jeruzalem verwachtten.
En als zij alles voleindigd hadden, wat naar de wet des Heeren te doen was, keerden zij weder naar Galiléa, tot hun stad Nazareth.
En het Kindeken twies op en 49werd gesterkt 50in den geest, en vervuld met wijsheid; en de genade Gods was over Hem.
En Zijn ouders 51reisden alle jaar naar Jeruzalem op het feest van vpascha.
En toen Hij twaalf jaren oud geworden was en zij naar Jeruzalem opgegaan waren, naar de gewoonte des feestdags,
En de dagen aldaar voleindigd hadden, toen zij wederkeerden, bleef het Kind Jezus te Jeruzalem, en Jozef en Zijn moeder wisten het niet.
En als zij Hem niet vonden, keerden zij weder naar Jeruzalem, Hem zoekende.
En het geschiedde na drie dagen, dat zij Hem vonden in den tempel, zittende in het midden der leraren, hen horende en hen ondervragende.
xEn allen die Hem hoorden, ontzetten zich over Zijn verstand en antwoorden.
En 53zij Hem ziende, werden 54verslagen; en Zijn moeder zeide tot Hem: Kind, waarom hebt Gij ons zo gedaan? Zie, 55Uw vader en ik hebben U met 56angst gezocht.
En Hij zeide tot hen: Wat is het dat gij Mij gezocht hebt? Wist gij niet, dat Ik moet zijn in de dingen 57Mijns Vaders?
En Hij ging met hen af en kwam te Nazareth en was hun 58onderdanig. En Zijn moeder bewaarde al deze 59dingen in haar hart.
En Jezus znam toe in wijsheid en in 60grootte en in genade bij God en de mensen.